Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-721

van François Desquesnes (cdH) d.d. 21 september 2015

aan de minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude

Personenbelasting - Wijzigingen - Impact van de taxshift - Herziening van de autonomiefactor - Kosten ten laste van de Gewesten

belastingaftrek
belastinghervorming
verhouding land-regio
regionale financiën
belasting van natuurlijke personen

Chronologie

21/9/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/10/2015)
12/11/2015Antwoord

Vraag nr. 6-721 d.d. 21 september 2015 : (Vraag gesteld in het Frans)

Conform het regeerakkoord verhoogt de programmawet van 19 december 2014 de forfaitaire aftrekbare beroepskosten.

De totale kostprijs van deze maatregel bedraagt 450 miljoen euro in 2015 en nog eens 450 miljoen euro in 2016.

De stukken die door de federale regering werden overgelegd geven aan dat het bedrag dat ten laste van de Gewesten valt, 117 miljoen euro bedraagt in 2015 en 117miljoen euro in 2016.

Als gevolg van de zesde staatshervorming valt immers een gedeelte van de personenbelasting onder de bevoegdheid van de Gewesten. Dit gedeelte wordt berekend aan de hand van de autonomiefactor. De autonomiefactor werd voorlopig vastgelegd op 25,99%. Hij zal definitief worden vastgelegd in 2018 zoals voorgeschreven door de bijzondere financieringswet.

In juli 2015 kondigde de federale regering een taxshift aan. Het doel is dat gezinnen met een laag en met een gemiddeld inkomen 100 euro meer zouden overhouden.

Om dat te bereiken werden verschillende maatregelen aangekondigd, waaronder de schrapping van de belastingschijf van 30% in de personenbelasting.

Tijdens de begrotingscontrole van maart 2015 kondigde de federale regering een herziening van de parameters in de personenbelasting aan, die de kosten voor de Gewesten met 750 miljoen deed stijgen. In juli 2015 werden die vooruitzichten fors aangepast. Uiteindelijk zouden de Gewesten 157 miljoen euro minder ontvangen, een verschil van 593 miljoen euro.

Dit zijn mijn vragen.

1) Wat is de kostprijs voor de Gewesten van de maatregelen met betrekking tot de personenbelasting die passen binnen de taxshift?

2) Kan de herziening van de autonomiefactor in 2018 een impact hebben op de verdeling tussen de federale Staat en de Gewesten van de kosten van de hervormingen die de federale regering in het kader van de taxshift heeft doorgevoerd?

3) Werd er met de Gewesten overleg gepleegd over de taxshift?

4) Worden experts van de Gewesten betrokken bij de herberekening van de verdeling van de personenbelasting als gevolg van de aangekondigde maatregelen?

Antwoord ontvangen op 12 november 2015 :

1) Wat de kostprijs betreft van de tax shift inzake de personenbelasting voor de gewesten kan ik u volgende gegevens meedelen.

Vooreerst dient aangestipt dat de impact inzake de globale tax shift operatie slechts geleidelijk zal doorwerken zowel in de federale- als in de gewestelijke begrotingen en dit vanaf het begrotingsjaar 2015 tot en met het begrotingsjaar 2021. Op dat moment zal de huidige tax shift-operatie afgerond zijn.

De maatregelen waarmee de regering de koopkracht van de mensen wil verhogen en die betrekking hebben op de personenbelasting hebben volgende effecten op de verschillende gewesten en dit op kasbasis :

Jaar :

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Gewesten :

Vlaanderen

0

72,03

323,27

323,27

533,37

730,17

730,17

730,17

Wallonië

0

32,38

145,02

145,02

239,13

326,89

326,89

326,89

Brussel

0

9,20

39,09

39,09

63,45

83,40

83,40

83,40

Totalen

0

113,62

507,38

507,38

835,95

1 140,47

1 140,47

1 140,47

(in miljoen euro)

De finale kost voor de gewesten wordt geraamd op 1,14 miljard euro.

Ik wil er op wijzen dat deze cijfers enkel het effect weergeven van de maatregelen die de federale overheid neemt bij het verlagen van de personenbelasting. Het uiteindelijke effect van de totale tax shift en zeker van het beleid van deze regering is een veel genuanceerder verhaal. Zo zullen Gemeenschappen en Gewesten onder andere ook voordeel ondervinden van de indexsprong, het verlaagde BTW tarief op scholenbouw, de nieuwe permanente fiscale regularisatie, verhoogde dotaties uit de bijzondere financieringswet (BFW) door de maatregelen die een verhogend effect hebben op de consumptieprijsindex (CPI), de terugverdieneffecten in de personenbelasting, enz.

2) De autonomiefactor wordt herberekend op basis van aanslagjaar 2015. De tax shift, die maatregelen omvat vanaf inkomstenjaar 2015 (aanslagjaar 2016), heeft dus op zich geen impact op de herziening van de autonomiefactor. De nieuwe autonomiefactor zal van toepassing zijn vanaf aanslagjaar 2018.

Indien de herziene autonomiefactor hoger wordt dan 25,990 %, zal de gereduceerde belasting Staat die de berekeningsgrondslag vormt van de gewestelijke opcentiemen, dalen. Als de herziene autonomiefactor lager wordt dan 25,990 %, zal de gereduceerde belasting Staat en dus ook de berekeningsgrondslag van de gewestelijke opcentiemen, stijgen.

Overeenkomstig artikel 81quater, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten (bijzondere financieringswet–BFW) wordt, voor zover de gewesten nog geen eigen regels hebben aangenomen, het tarief van de gewestelijke opcentiemen automatisch aangepast aan de nieuwe autonomiefactor zodat de gewestelijke opcentiemen, net als nu het geval is, gelijk zijn aan het verschil tussen de belasting Staat en de gereduceerde belasting Staat. De herziening van de autonomiefactor op zich wijzigt dus in beginsel de totale verschuldigde personenbelasting niet.

Als de herziene autonomiefactor hoger wordt dan 25,990 %, zal de opbrengst uit de personenbelasting voor de gewesten in het hiervoor vermelde scenario dus in beginsel stijgen, maar stijgt ook hun aandeel globaal genomen in de totale kostprijs van de maatregelen die in het kader van de tax shift in de personenbelasting worden genomen en een impact hebben op de belasting Staat. Als de herziene autonomiefactor lager wordt dan 25,990 %, zal de opbrengst uit de personenbelasting voor de Gewesten daarentegen in beginsel dalen en daalt ook hun aandeel globaal genomen in de totale kostprijs van de maatregelen die in het kader van de tax shift in de personenbelasting worden genomen en een impact hebben op de belasting Staat.

Het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest hebben zelf reeds een opcentiementarief vastgelegd, dat weliswaar gelijk is aan het opcentiementarief van 35,117 % zoals dat voor de aanslagjaren 2015 tot 2017 is bepaald in artikel 81quater, eerste lid, 1°, van de bijzondere financieringswet. Wanneer de autonomiefactor vanaf aanslagjaar 2018 wijzigt, zal het hiervoor beschreven mechanisme dus niet automatisch gelden voor deze Gewesten.

3) & 4)

De bijzondere financieringswet verplicht de federale overheid niet om voorafgaand overleg te plegen met de Gewesten indien ze maatregelen wil treffen die een impact hebben op de belasting Staat.

Op 15 en 16 oktober 2015 werd de impact van de tax shift op de Gewesten besproken in een vergadering tussen elke gewestminister bevoegd voor Financiën en Begroting en de federale minister van Begroting en mezelf. De impact, die zowel positieve als negatieve effecten bevat voor de Gewesten, werd verder besproken op de interfederale werkgroep van 22 oktober 2015 en de Interministeriële Conferentie van Financiën en Begroting van 27 oktober 2015.