Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-688

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 26 juni 2015

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en Federale Culturele Instellingen

Erkenning staten - Bevoegdheid en procedure

erkenning van een staat
wetgevende procedure
Palestijnse kwestie
Palestina

Chronologie

26/6/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 30/7/2015)
3/9/2015Antwoord

Vraag nr. 6-688 d.d. 26 juni 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de algemene beleidsnota Buitenlandse Zaken van 27 november 2014 van de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, staat volgende paragraaf over de mogelijke erkenning van een Palestijnse Staat:

"Ik zal bijzondere aandacht besteden aan de kwestie van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces. Na de gebeurtenissen in Gaza is een status quo ante niet meer denkbaar. Het hernemen van het vredesproces is noodzakelijk om het ontstaan mogelijk te maken van een Palestijnse staat, die in vrede naast de staat Israël leeft en waarvan de veiligheid verzekerd zou zijn. Daarom moet men maatregelen vermijden die de tweestatenoplossing zouden ondermijnen, zoals het voortzetten van de kolonisatie."

Op 5 februari jongsleden hechtte de Kamer goedkeuring aan de resolutie die de erkenning van een Palestijnse staat mogelijk maakt. Recentelijk, namelijk op 17 juni jongstleden, werd ook in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement een resolutie aangenomen betreffende de erkenning van de Palestijnse staat.

Zowel op het federale niveau als op het niveau van de deelstaten worden initiatieven genomen omtrent de erkenning van een staat. Dat bewijst het transversale karakter van deze vraag.

1. Tot welk overheidsniveau of welke entiteit behoort - binnen de huidige constitutionele en institutionele inrichting van België - de bevoegdheid tot erkenning van een staat?

2. Welk procedure dient door de desbetreffende entiteit te worden gevolgd teneinde een staat te kunnen erkennen? Graag kreeg ik een omstandige toelichting omtrent de geldende erkenningsprocedure.

3. Welke houding neemt de minister aan tegenover het feit dat op het niveau van de regio's, meer bepaald in het Vlaams Parlement, een resolutie ter stemming werd voorgelegd en aangenomen tot erkenning van een Palestijnse staat?

Antwoord ontvangen op 3 september 2015 :

1) De erkenning van een Staat is een soevereine en politieke daad, die kadert in het buitenlands beleid van de erkennende Staat. In het Belgisch grondwettelijk stelsel behoort de erkenning van een derde Staat tot de bevoegdheid van de federale regering; het is immers de Koning die, conform artikel 167, § 1, van de Grondwet, de leiding heeft van de buitenlandse betrekkingen van België.

2) Overeenkomstig het internationaal recht kan de erkenning van een Staat zowel op uitdrukkelijke als op stilzwijgende wijze gebeuren. In de praktijk gebeurt de erkenning van een Staat echter meestal op een uitdrukkelijke wijze.

Er is sprake van een stilzwijgende erkenning wanneer duidelijk blijkt dat door een bepaalde handeling een Staat een nieuwe Staat als erkend wil behandelen. Het aanknopen van diplomatieke betrekkingen wordt bijvoorbeeld als een stilzwijgende erkenning beschouwd. Daarnaast wordt het sluiten van bilaterale verdragen ook als een stilzwijgende erkenning aanschouwd. Het sluiten van multilaterale verdragen of het bijwonen van diplomatieke conferenties houdt echter geen erkenning in.

De uitdrukkelijke erkenning gebeurt door een op het internationaal vlak te kwalificeren « eenzijdige handeling » van de minister van Buitenlandse Zaken, die de wil tot erkenning duidelijk laat kennen. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van een door de minister ondertekende brief, een diplomatieke nota of een declaratie. De laatste jaren heeft België een Staat steeds op uitdrukkelijke wijze erkend.

Op het Belgisch vlak gebeurt de formele erkenning van een Staat volgens de hiernavolgende procedure. Eerst wordt een koninklijk besluit opgesteld gebaseerd op artikel 167 van de Grondwet. Door deze juridische akte krijgt de politieke daad van erkenning ook juridische gevolgen. Na de ondertekening van het koninklijk besluit door de Koning, wordt de door België erkende Staat op de hoogte gebracht van deze erkenning. Dit gebeurt door middel van een door de minister van Buitenlandse Zaken ondertekende brief gericht aan de minister van Buitenlandse Zaken van de erkende Staat, ofwel via een diplomatieke nota aan de erkende Staat. Tot slot wordt het koninklijk besluit gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, waardoor de erkenning ook tegenstelbaar wordt aan derden (nationaliteit, paspoorten, eventuele successie van rechten en plichten, contracten, enz.).

3) Het is in de eerste plaats aan de Vlaamse regering om een houding aan te nemen tegenover een resolutie van het Vlaams Parlement, zoals het aan de Federale regering toekomt een houding aan te nemen tegenover een resolutie van het Federaal Parlement. De Federale regering beschouwt het bestaan van deze resoluties als een belangrijk politiek gegeven. Zij heeft trouwens het principe van erkenning van de Staat Palestina nooit in vraag gesteld, doch is van oordeel dat het geschikte ogenblik daartoe nog niet is aangebroken. Op dit ogenblik gaat de prioriteit van België uit naar het heropstarten van het vredesproces dat zou moeten uitmonden in een tweestatenoplossing.