Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-652

van Ann Brusseel (Open Vld) d.d. 28 mei 2015

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën

Politie - Betoging - Voorkomen van provocatie - Instructie vanwege de politie - Kusverbod voor holebi's - Strijdig met gelijke kansen en non-discriminatie

politie
recht tot betogen
seksuele minderheid
discriminatie op grond van seksuele geaardheid

Chronologie

28/5/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 2/7/2015)
20/10/2015Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-651

Vraag nr. 6-652 d.d. 28 mei 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Deze vraag betreft gelijke kansen en is dus een bevoegdheid van de Senaat conform artikel 79 van het reglement van de Senaat. Het betreft tevens een transversale aangelegenheid - Gemeenschappen (gelijke kansen).

De Antwerpse politie vroeg holebi's om op zaterdag 16 mei 2015 niet te kussen of hand in hand te lopen op de Groenplaats. Op dat plein vond er die dag een antiholebibetoging plaats en de politie wilde aldus elke provocatie voorkomen. Naar verluidt betrof het een instructie van de politie ten aanzien van alle holebi's op de Groenplaats.

Elkaar kussen of hand in hand lopen is de meest normale zaak ter wereld. Stellen dat dit een provocatie kan zijn is eigenlijk impliciet aangeven dat homoseksuelen die kussen, "aanstootgevend" zijn.

Ik begrijp dat de politie oproer wil voorkomen en in dat kader wil voorkomen dat provocerende boodschappen bepaalde betogers ophitsen, maar kussen en elkaars hand vasthouden valt hier zeker niet onder. Eigenlijk doet de politie zelf aan discriminatie want ze legt immers een kusverbod op aan holebi's en niet aan alle mensen op de Groenplaats. Niet alleen is deze instructie dus in strijd met de wet, ze is ook moreel laakbaar.

De politie geeft immers, wellicht onbewust, mee gehoor aan het handvol antiholebibetogers door het signaal te geven dat kussende mannen of vrouwen inderdaad voor sommigen als een provocatie kunnen worden beschouwd.

1) Kan de minister aangeven of een instructie van de politie die een bepaald deel van de bevolking op basis van zijn seksuele geaardheid een verbod oplegt om elkaar de hand te geven of tekenen van affectie te tonen in de openbare ruimte, te rechtvaardigen valt omwille van de openbare orde en/of het voorkomen van provocaties. Kan hij dat concreet toelichten?

2) Bestaat er een omzendbrief of een richtlijn over wat bij een betoging als provocatie kan worden beschouwd en zo ja, kan hij dat toelichten? Zo neen, is het niet aangewezen om klaarheid te scheppen over wat kan en niet kan? Kan hij dat uitvoerig toelichten naar inhoud en tijdpad toe ?

3) Kan hij toelichten of het opleggen van een verbod aan een deel van de bevolking op basis van zijn seksuele geaardheid niet strijdig is met gelijke kansen en het non-discriminatiebeginsel en kan hij aangeven of hij hieromtrent desgevallend initiatieven zal nemen?

4) Begrijpt hij dat dergelijke instructies schokkend overkomen bij de holebi's? Is hij bereid hierover met de holebi's in dialoog te gaan? Is hij bereid om hierover met de politie in dialoog te gaan teneinde dergelijke instructies te voorkomen?

Antwoord ontvangen op 20 oktober 2015 :

Deze aangelegenheid behoort tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken.