Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-529

van Ann Brusseel (Open Vld) d.d. 19 maart 2015

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, belast met Beliris en Federale Culturele Instellingen

Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking - Opvolging - Vrouwen en gewapende conflicten - Re-integratie van slachtoffers en bestraffing van daders

conferentie VN
positie van de vrouw
seksueel geweld
seksueel misdrijf
gezondheidsverzorging
reclassering
oorlog
Democratische Republiek Congo
opvolging informatieverslag

Chronologie

19/3/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 23/4/2015)
19/6/2015Rappel
17/8/2018Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-528

Vraag nr. 6-529 d.d. 19 maart 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Hoofstuk III.2 "Vrouwen en gewapende conflicten" van het Informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nr. 6-97/2) van de Senaat bevat belangrijke beleidssuggesties.

De Senaat beveelt aan de partnerlanden in (post-)conflictsituaties waar seksueel geweld op grote schaal plaatsvindt bij te staan voor wat betreft de nodige medische en psychologische begeleiding en bijstand van en aan slachtoffers. Daarnaast dient ons land deze landen te helpen met de realisatie van re-integratieprojecten en hen te ondersteunen inzake de aanpak van de straffeloosheid van de daders van seksueel geweld, waarbij rekening gehouden wordt met de specifieke noden van vrouwen en meisjes.

Deze vraag betreft Gelijke Kansen en is aldus een bevoegdheid van de Senaat conform artikel 79 van het reglement en het betreft tevens een transversale aangelegenheid - Gemeenschappen. Ze vloeit rechtstreeks voort uit het unaniem goedgekeurde informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nr. 6-97/2).

1) Kan de minister toelichten welke projecten of andere stappen ons land heeft genomen om de slachtoffers van seksueel geweld in onze partnerlanden bij te staan voor wat betreft medische en psychologische begeleiding van en bijstand aan de slachtoffers (in casu betreft de vraag onder meer de Democratische Republiek Congo)? Kan hij dit gedetailleerd toelichten naar projecten en middelen toe alsook gedetailleerd aangeven of er verder initiatieven worden genomen?

2) Kan de minister toelichten welke projecten of andere stappen ons land heeft genomen om re-integratieprojecten bij partnerlanden voor wat betreft de slachtoffers van seksueel geweld te ondersteunen en welke concrete stappen en/of projecten wij ondersteunen of opzetten voor wat betreft de aanpak van de straffeloosheid van de daders van seksueel geweld? Kan hij dit zeer gedetailleerd toelichten en aangeven wat de concrete resultaten tot op heden zijn? Hoeveel mensen stapten in deze re-integratieprojecten en hoeveel daders van seksueel geweld werden aldus bestraft?

Antwoord ontvangen op 17 augustus 2018 :

Ik heb de eer te verwijzen naar het antwoord van vice-eerste minister en minister van Ontwikkelingssamenwerking De Croo, die als bevoegd minister op 23 april 2015 geantwoord heeft op deze vraag.