Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-453

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 19 februari 2015

aan de minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude

Internationale investeringen - Samenwerkingsmechanismen - Dynamisering

bevordering van investeringen
investering in het buitenland
cofinanciering

Chronologie

19/2/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/3/2015)
30/3/2015Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-452

Vraag nr. 6-453 d.d. 19 februari 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In zijn beleidsverklaring spreekt de minister van Economie de ambitie uit om o.m. het economische weefsel te versterken. Naast initiatieven op het vlak van consumentenbescherming en economische reglementering, alsook een betere informatieverstrekking over de nationale en internationale regelgeving, wil de minister de internationale investeringen bevorderen. Voor wat het laatst genoemde actiepunt betreft, denkt de minister aan "de dynamisering van de samenwerkingsmechanismes tussen de federale en de gewestelijke bevoegde autoriteiten".

Belgische ondernemingen die hun buitenlandse expansie beginnen of wensen verder te zetten, kunnen bij de Belgische Maatschappij voor Internationale Investering (BMI) terecht voor cofinanciering op middellange of lange termijn. Hoewel de projecten op hun haalbaarheid en rendabiliteit worden getoetst en de tussenkomst van de BMI marktconform dient te zijn, zijn de principes van duurzame ontwikkeling en sociaal verantwoord ondernemen eveneens belangrijke criteria voor een eventuele tussenkomst vanwege de BMI. Sinds haar oprichting in 1971 heeft de BMI meegewerkt aan de realisatie van meer dan 300 projecten in meer dan 50 landen.

Het onderwerp van deze vraagstelling betreft samenwerkingsmechanismes die werden aangegaan tussen de federale en de gewestelijke autoriteiten, hetgeen het transversale karakter ervan motiveert.

Ik heb volgende vragen voor de minister:

1. Welke samenwerkingsmechanismes of -verbanden met het oog op het bevorderen van internationale investeringen werden tussen de federale en de gewestelijke bevoegde autoriteiten afgesloten en zijn thans van kracht?

Graag een overzicht met per samenwerkingsmechanisme of -verband een korte omschrijving met vermelding van de bevoegdheden en taken van de betrokken autoriteiten, alsook de looptijd.

2. Kan de minister van Economie toelichten wat precies wordt bedoeld met "de dynamisering van de samenwerkingsmechanismes tussen de federale en de gewestelijke bevoegde autoriteiten", met het oog op het bevorderen van internationale investeringen? Op welke manier tracht de minister deze doelstellingen te realiseren en welke procedure/werkwijze wordt hierbij vooropgesteld? Werden er intussen al acties ter zake ondernomen?

3.

a. Hoeveel internationale investeringsprojecten van Belgische ondernemingen kregen in de periode 2009 - 2014 cofinanciering toegekend door de BMI?

Graag een jaarlijks overzicht van deze projecten met vermelding van de totale projectkostprijs, het bedrag aan cofinanciering en de vestigingslocatie van het begunstigde bedrijf.

b. Hoeveel Belgische ondernemingen uit deelvraag 3a. kregen, naast de financiële steun van de BMI, ook een steunbedrag toegekend vanuit een steunprogramma van een regionale overheid?

Graag een jaarlijks overzicht van deze projecten met desgevallend vermelding van het regionaal toegekende steunbedrag.

Antwoord ontvangen op 30 maart 2015 :

1) De BMI beschikt over een aantal financiële hefbomen dankzij samenwerkingsovereenkomsten met de federale overheid (Fondsen voor cofinanciering van investeringsprojecten in Centraal- en Oost-Europa & Azië en eind 2014 ook een overeenkomst afgesloten met haar moedermaatschappij, de Federale Participatie en Investeringsmaatschappij (FPIM)), samenwerkingsovereenkomsten met het Vlaamse Gewest (PMV) en het Waals Gewest (AWEX / SOFINEX) en Europese samenwerking in het kader van EDFI (« European Development Financing Institutions »), een organisatie van vijftien Europese instellingen gericht op het financieren van investeringsprojecten in groei- en ontwikkelingslanden.

In 1999 werd op initiatief van BMI een samenwerkingsakkoord afgesloten met AWEX / SOFINEX voor gezamenlijke buitenlandse investeringsprojecten met Waalse bedrijven (looptijd vijftien jaar) en in 2006 werd een gelijkaardig akkoord afgesloten met PMV op Vlaams niveau voor projecten met Vlaamse bedrijven (looptijd zeven jaar). Ondanks het feit dat de looptijd van beide overeenkomsten recent officieel afliep wordt de samenwerking op een case by case basis verdergezet (in afwachting van het mogelijk formaliseren van een amendement/aangepaste overeenkomst).

De taakverdeling is dat BMI zich meestal concentreert op de analyse en opvolging van het project op het buitenlandse vlak, waar ook haar toegevoegde waarde ligt en waar zij haar expertise & know-how ter beschikking stelt van de Belgische bedrijven, terwijl de toegevoegde waarde van gewestelijke instellingen vooral op het lokale / gewestelijke vlak ligt, dat wil zeggen naar de Waalse of Vlaamse onderneming toe waar zij het dichtste bijstaat. BMI neemt dan ook meestal het voortouw in de buitenlandse analyse en nodigt vervolgens de regionale instanties uit mee te participeren in de financiering en risico’s van het project, steeds op marktconforme basis.

Daarnaast werkt BMI ook op case by case basis samen met andere regionale instanties zoals de Limburgse Reconversiemaatshappij (LRM) zonder dat daarvoor een « formele » samenwerkingsovereenkomst bestaat en waarbij het « buitenlands » aspect steeds de drijfveer is voor een deelname door BMI.

Op Europees niveau was BMI in 1992 één van de medeoprichters van EDFI, een instelling met zetel in Brussel die op Europees niveau vijftien verschillende gelijkaardige organisaties als BMI groepeert. Ook al is er een zekere diversiteit is tussen deze verschillende instellingen, toch is het hoofddoel voor de meesten onder hen het (co-)investeren in de privésector in groeilanden en / of ontwikkelingslanden.

BMI is manifest één van de kleinere organisaties binnen deze groepering maar kan en maakt desalniettemin gebruik van de mogelijkheden die dit netwerk biedt. Immers ongeveer de helft van deze instellingen kan « ongebonden » investeren, dat wil zeggen er is geen nationale investeringspartner noodzakelijk wat maakt dat deze instellingen aan de zijde van BMI in « Belgische projecten » kunnen mee investeren. Gezien deze instellingen vaak ook over meer tot zeer aanzienlijke middelen beschikken laat dit BMI toe om ook grotere financieringsbedragen aan te bieden aan de Belgische bedrijven, voornamelijk via haar samenwerking met de Duitse DEG, en dus ook de Belgische bedrijven toegang te verlenen tot deze financieringsbronnen.

2. Deze vraag is voor mijn collega van Economische Zaken.

3) a) In bijlage vindt u een overzichtstabel van de internationale investeringsprojecten van Belgische ondernemingen die door BMI werden ondersteund in de periode 2009-2014. Hierbij vooraf eerst een aantal randbemerkingen :

1° gezien BMI gebonden is aan strikte confidentialiteitsvoorwaarden, vaak ook via formele « non-disclosure agreements » (NDA), kunnen de namen van de bedrijven / projecten spijtig genoeg niet vermelden doch heeft BMI het interne dossiernummer opgenomen waaronder deze in het klassement zijn opgenomen en de informatie steeds traceerbaar is ;

2° naast het investeren in nieuwe projecten is een belangrijk, zoniet het belangrijkste deel van de activiteit van BMI het opvolgen en ondersteunen van bestaande projecten. Een deel van deze dossiers zijn dan ook niet opgenomen in deze statistieken behalve indien het expansie / vervolginvesteringen betreft. Vervolginvesteringen zijn typisch voor BMI en werden in het overzicht aangeduid in het groen (deze dossiernummers herhalen zich ook). Een aantal investeringen betreft ook projecten met dezelfde Belgische onderneming maar dan op andere locaties ;

3° wat de vestigingslocatie van het begunstigde bedrijf betreft wordt er verondersteld dat gevraagd wordt naar de investeringslocatie en dit werd dan ook zo opgenomen in de tabel (voor de volledigheid worden verder ook statistieken gegeven van de vestigingsregio van de Belgische moedermaatschappij) ;

4° investeringen in een project (door BMI maar ook het bedrijf zelf) zijn soms gespreid over een langere periode. In de overzichtstabel worden deze opgenomen in het jaar van de goedkeuring door de raad van bestuur (RvB) van BMI en / of eerste storting (behalve voor opvolgingsinvesteringen) en dit voor het volledige goedgekeurde bedrag. Specifiek voor 2014 worden ook drie projecten opgenomen die goedgekeurd werden door de RvB van BMI doch nog niet geïnvesteerd werden (normaal voorzien in 2015) ;

5° wat de totale projectkost betreft werd de inschatting van deze kost op het tijdstip van de investering opgegeven. Projecten zijn echter levende / evoluerende entiteiten die regelmatig bijkomende investeringen vergen welke niet zijn opgenomen in deze tabel, behoudens indien het opvolgingsinvesteringen betreft. Bij de verhouding tussen de bijdrage van BMI en de totale projectkost dient rekening worden gehouden dat alhoewel dit percentage soms laag ligt, dit vaak een essentieel deel uitmaakt van de financieringsbronnen zonder dewelke de totale financiering moeilijk rond raakt. Het betreft immers meestal kapitaal of quasi-kapitaal op buitenlands niveau waarvoor weinig alternatieven beschikbaar zijn (en wat dan ook een belangrijke factor voor de bestaansreden van BMI is) ;

6° naast investeringen geeft BMI soms ook korte termijn leningen aan haar klanten om de exit uit een project te « overbruggen », dat wil zeggen bij de exit uit een project is het bedrag dat de Belgische onderneming moet betalen soms erg groot en via deze « exit » leningen kunnen de betalingen ervan gespreid worden in de tijd. Deze leningen komen ook in de balans / financiële vaste activa van de BMI en om de correcte aansluiting met deze cijfers toe te laten werden ook deze in de overzichtstabel opgenomen (wel apart) ;

7° bij andere cofinancieringen worden enerzijds cofinancieringen door de regio’s vermeld (PMV / Sofinex) en anderzijds cofinancieringen door federale fondsen. Cofinancieringen op Europees vlak of door spelers zoals LRM werden niet in deze tabel opgenomen.

In de periode 2009-2014 werden negenentwintig internationale investeringsprojecten van Belgische ondernemingen ondersteund door BMI, waarvan zes expansieprojecten, dat wil zeggen projecten waar BMI ook voordien al had in geïnvesteerd, en drie projecten die normalerwijze in 2015 zullen worden geïnvesteerd doch reeds in 2014 werden goedgekeurd.

De totale projectkost van deze negenentwintig projecten was circa 212 miljoen euro waarvan 21,6 miljoen euro gecofinancierd door BMI, plus een bijkomende 8,3 miljoen euro door regionale / federale fondsen.

Inzake vestigingslocatie van deze projecten op basis van (i) aantal projecten en (ii) het door BMI geïnvesteerd bedrag, was de spreiding als volgt : West-Europa (12 % ; 15 %), Centraal & Oost-Europa (24 % ; 25 %), Azië (36 % ; 24 %), Noord-Amerika (12 % ; 10 %), Latijns-Amerika (8 % ; 16 %) en Afrika (8 % ; 10 %). Wat de Belgische moederondernemingen betreft komt 72 % / 75 % uit Vlaanderen, 16 % / 13 % uit Wallonië en 12 % / 13 % uit Brussel.

Voor de volledigheid worden ook nog bijkomend de zogenaamde « exit » leningen vermeld welke acht projecten betrof voor een totale projectkost van 82,4 miljoen euro waarvan 6 miljoen euro gefinancierd door BMI.

3) b) Van de bovenstaande negenentwintig projecten ontvingen dertien projecten (waaronder twee expansies) bijkomende cofinanciering via regionale of federale fondsen voor een bedrag van 8,3 miljoen euro (of een totale cofinanciering van 30,1 miljoen euro) waarvan acht projecten via de regionale overheden voor een bedrag van 5,1 miljoen euro. Dit omvat niet de eventuele steunbedragen van andere regionale overheden zoals LRM of van Europese zusterorganisaties (EDFI).

Bijlage :


Dossier n°

Investeringslocatie

CAPEX project (in euro)

Cofin. BMI (in euro)

Vorm (Eq / L)

Andere cofin. (in euro)

Fed / Reg

Totaal cofin.

2009

299

China

1 666 667

475 000

Sub-Loan

0


475 000

62

Canada

12 000 000

750 000

Sub-Loan

750 000

Sofinex

1 500 000

2

China

1 300 000

508 084

Sub-Loan

0


508 084

25

China

18 200 000

500 000

Sub-Loan

500 000

PMV

1 000 000

40

VS

5 750 000

160 890

Sub-Bridge Loan

160 890

PMV

321 780

Sub-totaal

5 investeringen

38 916 667

2 393 974


1 410 890


3 804 864


109

Hongarije

10 770 000

655 000

Sub-Loan

0


655 000

55

Gabon

17 100 000

1 281 400

Senior-Loan

0


1 281 400

Sub-totaal

2 exit Leningen

27 870 000

1 936 400


0

0

1 936 400

2010

14

Frankrijk

33 000 000

1 250 000

Sub-Loan

1 250 000

Sofinex

2 500 000

30

Slovakije

11 710 000

1 000 000

Sub-Loan

1 000 000

Fed. fondsen

2 000 000

6

Maleisië

5 800 000

250 000

Equity

250 000

Sofinex

500 000

38

Brazilië

5 400 000

300 000

Equity

0


300 000

40

VS

5 750 000

145 698

Sub-Bridge Loan

145 698

PMV

291 396

Sub-totaal

5 investeringen

61 660 000

2 945 698


2 645 698


5 591 396


111

VS

23 000 000

1 674 729

Senior-Loan

0


1 674 729

Sub-totaal

1 exit Lening

23 000 000

1 674 729


0

0

1 674 729

2011

16

Frankrijk

5 000 000

500 000

Sub-Loan

500 000

Sofinex

1 000 000

38

Brazilië

5 400 000

360 000

Senior-Loan

0


360 000

7

China

1 400 000

650 000

Sub-Loan

0


650 000

49

Slovakije

2 500 000

427 500

Sub-Loan

427 500

Fed. fondsen

855 000

53

China

1 700 000

850 000

Sub-Loan

0


850 000

Sub-totaal

5 investeringen

16 000 000

2 787 500


927 500


3 715 000


111

VS

23 000 000

643 000

Senior-Loan

0


643 000

Sub-totaal

1 exit Lening

23 000 000

643 000


0


643 000

2012

7

China

1 400 000

500 000

Sub-Loan

0


500 000

69

VS

5 600 000

1 000 000

Equity

1 500 000

PMV / Sofinex

2 500 000

61

Hong Kong

650 000

275 000

Eq/Sub-Loan

0


275 000

19

Polen

10 400 000

500 000

Sub-Loan

500 000

Fed. fondsen

1 000 000

18

Servië

21 500 000

1 000 000

Sub-Loan

1 000 000

Fed. fondsen

2 000 000

Sub-totaal

5 investeringen

39 550 000

3 275 000


3 000 000


6 275 000


84

Vietnam

20 000 000

581 843

Senior-Loan

1 163 686

Fed. fondsen

1 745 529

111

VS

23 000 000

350 000

Senior-Loan

0


350 000

Sub-totaal

2 exit leningen

43 000 000

931 843


1 163 686


2 095 529

2013

76

Mexico

21 500 000

2 310 000

Sub-Loan

0


2 310 000

68

Rusland

3 600 000

1 500 000

Sub-Loan

0


1 500 000

112

Hongarije

3 600 000

1 000 000

Sub-Loan

500 000

Fed. fondsen

1 500 000

38

Brazilië

1 035 000

500 000

Senior-Loan

0


500 000

Sub-totaal

4 investeringen

29 735 000

5 310 000


500 000


5 810 000


38

Brazilië

5 400 000

691 000

Senior-Loan

0


691 000

Sub-totaal

1 exit lening

5 400 000

691 000


0


691 000

2014


Thailand

2 750 000

750 000

Sub-Loan

0


750 000

87

Germany/Italy

24 000 000

1 500 000

Sub-Loan

0


1 500 000


Marokko

3 000 000

1 000 000

Sub-Loan

0


1 000 000

79

China

2 000 000

425 000

Sub-Loan

0


425 000

89

RDCongo

6 500 000

1 250 000

Sub-Loan

0


1 250 000

Sub-totaal

5 investeringen

38 250 000

4 925 000


0


4 925 000


48

India

6 100 000

109 500

Senior-Loan

109 500

Sofinex

219 000

Sub-totaal

1 exit lening

6 100 000

109 500


109 500


219 000

TOTAAL

29 investeringen

212 961 667

21 637 172


8 338 390

5 056 588

30 121 260

Waarvan

6 expansies





Gewesten


TOTAAL

8 exit Leningen

82 370 000

5 986 472


1 273 186

109 500

7 259 658