Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-387

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 15 januari 2015

aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel

Expertisecentrum economische impactanalyse - Oprichting

economisch gevolg
impactonderzoek
vrijhandelsovereenkomst
onderzoeksorganisme

Chronologie

15/1/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/2/2015)
19/2/2015Antwoord

Vraag nr. 6-387 d.d. 15 januari 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In zijn beleidsverklaring stelt de minister van Werk, Economie en Consumenten dat hij op korte termijn binnen de FOD een expertisecentrum voor economische impactanalyse zal oprichten waar alle overheden, zowel de federale als de gewestelijke, een beroep op kunnen doen. Dit expertisecentrum zal de impact van vrijhandelsovereenkomsten of multilaterale handelsovereenkomsten moeten inschatten. Thans is die impact moeilijk in te schatten.

Dat de kennis en de kunde van het expertisecentrum voor economische impactanalyse niet enkel de federale beleidsvoering zal ondersteunen, maar ook ter beschikking van de gewestelijke overheden zal staan, toont het transversale karakter van deze vraag aan.

De minister besluit zijn beleidsverklaring met het engagement om samen met de Gewesten te onderzoeken hoe bedrijven (voornamelijk kmo's) ertoe kunnen worden aangezet om hun concurrentievermogen te verhogen door beter gebruik te maken van internationale (bilaterale) handelsregels. Door de samenwerking tussen de federale en de Gewestregeringen wordt er een duidelijke transversale aanpak beoogd.

1. Welke stappen of acties werden in tussentijd al ondernomen met het oog op de oprichting van het expertisecentrum voor economische impactanalyse?

2. Werd er reeds overleg gepleegd met de beroepsfederaties en, zo ja, hoe vaak en wanneer? Zullen ook de sociale partners en de gewestelijke economische adviesraden (SERV, ESRBHG, CESR) bij het overleg betrokken worden?

3. Kan de minister meer toelichting geven bij de vorm, de werkwijze, de samenstelling en de taken van het expertisecentrum voor economische impactanalyse?

4. Welk tijdspad streeft de minister na voor de oprichting van het expertisecentrum voor economische impactanalyse?

5. Werd er al overleg gepleegd of werden er al ideeën uitgewisseld met de Gewesten teneinde te onderzoeken hoe bedrijven (voornamelijk kmo's) ertoe kunnen worden aangezet internationale (bilaterale) handelsregels beter te benutten met het oog op het verhogen van hun concurrentievermogen?

Zo ja, hoe vaak en wanneer? Hebben de overlegmomenten al geleid tot concrete voorstellen?

Zo nee, waarom niet en wanneer staan de gesprekken gepland?

Antwoord ontvangen op 19 februari 2015 :

In antwoord op zijn vraag heb ik het geachte lid te wijzen op twee verschillende aspecten die aan bod komen. De vragen 1) tot 4) hebben betrekking op impactanalyse, terwijl vraag 5) slaat op de ondersteuning van bedrijven bij hun pogingen tot internationalisering.

1) Mijn administratie die reeds in het voorbije jaar geconfronteerd werd met de concrete vraag om de economische weerslag van een mogelijk vrijhandelsakkoord Europese Unie-Verenigde Staten (EU-VS) in te schatten, via onder meer parlementaire vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken, heeft het initiatief genomen om hierop in te gaan. Ik ondersteun dit initiatief en het bijgevolg ook opgenomen in mijn beleidsbrief. De federale overheidsdienst (FOD) Economie kan op deze wijze een toegevoegde waarde bieden in het complexe onderhandelingsproces.

Er werd geopteerd om een tiental medewerkers een eerste intensieve opleiding te laten volgen. Deze opleiding zal tijdens het eerste trimester van 2015 starten. Budgettaire middelen werden ook voorzien om in de loop van 2015 in een volgende opleiding te organiseren. Over de concrete inhoud van deze module moet nog een beslissing genomen worden. Er zijn immers verschillende alternatieven voorhanden zijn. Rekening houdend met de budgettaire beperkingen, een maximaal resultaat wens te bereiken met een minimale inzet aan middelen.

2) Binnen de FOD Economie vindt er regelmatig overleg plaats met de beroepsfederaties. In 2014 werden vier overlegmomenten georganiseerd, waarbij verschillende thema’s aan bod kwamen, zoals de onderhandelingen tussen de Europese Unie (EU) en Japan, het Trans-Atlantische Vrijhandelsakkoord (TTIP), de embargo’s, een overzicht van de lopende onderhandelingen tussen de Europese Unie en derde landen, de invoering van de douane-unie EURAZIE, … Op dit overleg zijn eveneens vertegenwoordigers van andere FOD’s en van de Gewestelijke en Gemeenschapsautoriteiten uitgenodigd. Zij hebben de mogelijkheid agendapunten toe te voegen en voor te stellen. Op hun vraag heeft de FOD reeds bij twee gelegenheden in Centrale Raad voor het bedrijfsleven een overzicht gegeven van de onderhandelingen met Vietnam en met VS.

Tot op heden is er geen overleg gepleegd met de gewestelijke economische adviesraden.

3) & 4) Zoals gezegd, is het de bedoeling om een tiental experten op te leiden, die op relatief korte termijn in staat moeten zijn om een economische impactanalyse uit te voeren. Het gaat om medewerkers van de FOD Economie die momenteel worden geselecteerd. Op termijn zullen zij op vraag een impactanalyse uitvoeren en de resultaten ervan publiceren. De vraag daartoe kan evengoed van de federale of gefedereerde autoriteiten komen, als van andere groepen uit de samenleving. Elke analyse moet gezien worden als een project, uitgevoerd door experten die uit verschillende diensten van de FOD komen.

Eens de analyse is bekendgemaakt, is de FOD bereid om in discussie te treden met alle stakeholders, zowel de federale als de gewestelijke.

Op dit ogenblik wordt de duur van de intensieve vorming, met onder andere TTIP, geschat op achttien maanden. Daarna zal nog begeleiding nodig zijn.

5) Deze laatste vraag valt niet in het kader van de impactanalyse. Desalniettemin is het een vaststelling dat de Belgische bedrijven te weinig gebruik maken van de internationale handelsregels die hen in staat stellen hun kosten te drukken, of, hun klanten voordelen te gunnen in het kader van een vrijhandelsakkoord (bijvoorbeeld verminderde invoerrechten). Op dit ogenblik is er nog geen overleg gepleegd met de gewesten om een programma op punt te stellen. Het feit dat dit nog niet heeft plaatsgevonden is te wijten aan de beperkte middelen van de betrokken dienst. Gesprekken zullen waarschijnlijk in de loop van het tweede semester aangevat kunnen worden.