Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-270

van Ann Brusseel (Open Vld) d.d. 4 december 2014

aan de minister van Justitie

Verkrachtingen - Aantallen - Aangiftes - Seponeringen - Veroordelingen - Opsporen van bewijsmateriaal - Gespecialiseerde onderzoekers

seksueel geweld
straffeloosheid
gerechtelijke vervolging
officiële statistiek

Chronologie

4/12/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2015)
19/6/2015Rappel
29/9/2015Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-269

Vraag nr. 6-270 d.d. 4 december 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Deze vraag betreft gelijke kansen en is dus conform artikel 79 van het Reglement een bevoegdheid van de Senaat. Het betreft tevens een transversale aangelegenheid - gemeenschappen.

Geregeld maken de media gewag van het hoge aantal verkrachtingen in ons land en van de problemen van het gerecht om de zaken dienaangaande te behandelen.

1) Hoeveel gevallen van verkrachting werden er respectievelijk in 2011, 2012 en 2013 bij de politie aangegeven? Is er sprake van een stijging? Kan de minister dat toelichten?

2) Hoeveel aangiftes inzake verkrachting werden respectievelijk in 2011, 2012 en 2013 geseponeerd? Welke waren de voornaamste redenen voor de seponering?

3) Hoeveel bedraagt het percentage seponeringen op het totaal aantal aangiftes voor verkrachting in 2011, 2012 en 2013? Hoe evolueert dit cijfer ten opzichte van vroegere jaren?

4) Hoeveel aangiftes voor verkrachting hebben respectievelijk in 2011, 2012 en 2013 tot een veroordeling geleid? Hoe evolueert dit cijfer ten opzichte van vorige jaren?

5) Kan de minister aangeven hoeveel procent van de verkrachtingen wordt aangegeven in België? Beschikt hij over recente informatie betreffende de aangiftebereidheid? Kan hij die toelichten?

6) In hoeverre bestaan er richtlijnen over het onmiddellijk opsporen van gerechtelijk bewijsmateriaal bij een aangifte van verkrachting? Kan de minister die toelichten?

7) Beschikt elke politiezone over gespecialiseerde onderzoekers en een standaardkit waarmee er op de plaats van de misdaad stalen kunnen worden genomen bij een aangifte van verkrachting? Zo neen, waarom niet? Gaat de minister daar werk van maken?

Antwoord ontvangen op 29 september 2015 :

Op basis van de door de bevoegde diensten overgemaakte inlichtingen, kunnen de volgende elementen van antwoord meegedeeld worden. Er worden zowel politiecijfers als cijfers vanuit de parketstatistieken én de veroordelingsstatistieken gevraagd. Bij de interpretatie van deze cijfers dient men er oog voor te hebben dat deze cijfers afkomstig zijn uit verschillende soorten van databanken die elk op een andere manier gevoed worden. Het is dan ook niet correct om binnen een zelfde jaar de politiecijfers te gaan linken aan het aantal seponeringen en dat dan weer te gaan linken aan de uiteindelijke veroordelingen.

1) De politiecijfers geven het aantal door de politiediensten geregistreerde feiten weer inzake verkrachting, zoals geregistreerd in de Algemene Gegevensbank (ANG) op basis van de processen-verbaal. Volgens de politiële criminaliteitsstatistieken werden er in 2011 3 320, in 2012 3 259 en in 2013 3 072 gevallen van verkrachting geregistreerd. De bij de politie geregistreerde zaken van verkrachting schommelen al jaren net boven de 3 000 per jaar, en blijven dus stabiel.

2) De statistisch analisten van het College van procureurs-generaal leverden de vereiste parketstatistieken aan op basis van de databank van het College van procureurs-generaal, die gevoed wordt door de registraties van de correctionele parketten (systeem REA/TPI). De cijfers zijn afkomstig van de data-extractie van 10 januari 2015 op basis van de inbreuken volgens de preventiecode « 37A Verkrachting ». De teleenheid die in de tabellen in bijlage wordt gehanteerd is gelijk aan de strafzaak, maar er dient te worden opgemerkt dat één strafzaak één of meerdere verdachten kan tellen.

In verband met de vooruitgangsstaat van verkrachtingszaken worden de cijfers meegedeeld voor de jaren 2011, 2012 en 2013. In 2011 werden er 2 251 zaken van verkrachting geseponeerd ; in 2012, 2 254 ; en in 2013, 1 955. Er wordt opgemerkt dat zaken die in een bepaald jaar geseponeerd worden, niet noodzakelijkerwijze betrekking hebben op een zaak die in datzelfde jaar werd geregistreerd bij de politie of binnengekomen is bij het parket. In bijlage 2 worden de redenen voor seponering weergegeven. Hieruit blijkt duidelijk dat het in ongeveer 90 % van de gevallen om een technisch sepot gaat en dan voornamelijk omwille van te weinig bewijzen. Meer specifieke cijfers worden in de tabel in bijlage weergegeven.

3) Het percentage sepots wordt ook in de eerste tabel in bijlage 1 weergegeven. Het gemiddelde percentage over de drie gevraagde jaren heen is 53 %. Hier kan een lichte daling bemerkt worden in vergelijking met vorige jaren (van 55 % naar 53 %).

4) De veroordelingsstatistieken worden opgemaakt door de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid op basis van de gegevensbank van het Centraal Strafregister, die de veroordelingsbulletins registreert. In de veroordelingsstatistieken wordt het aantal veroordelingen voor het misdrijf verkrachting weergegeven. De meegegeven cijfers zijn afkomstig van de extractiedatum 5 januari 2015. Voor 2011 waren er 602 veroordelingen ; voor 2012, 522 ; en voor 2013, 455. De veroordelingscijfers blijven redelijk stabiel. Merk op dat eenzelfde persoon, ofwel in hetzelfde jaar, ofwel over verschillende jaren, meerdere malen worden veroordeeld. Bovendien dient er gewezen te worden op een vertraging in de cijfergegevens ten gevolge van een registratie-achterstand bij het Centraal Strafregister. Twee derde van deze achterstand heeft betrekking op zaken die voor een politierechtbank behandeld worden. Dit betekent dat er voor de registratie van veroordelingen inzake verkrachtingen, die op de correctionele rechtbanken behandeld worden, niet zo’n grote achterstand is en de cijfers dus vrij betrouwbaar zijn.

5) Het misdrijf verkrachting is een misdrijf dat een zeer hoog dark number kent. Zoals de collega van Binnenlandse Zaken in het kader van zijn antwoord op schriftelijke vraag nr. 6-269 reeds aangeeft, wordt volgens de laatste Veiligheidsmonitor van 2008–2009 slechts 7,2 % van de seksuele misdrijven (aanrandingen, verkrachtingen, exhibitionisme, …) aangegeven. In 2006 bedroeg dit aangiftepercentage 3,3 %. Deze studie dateert echter reeds van enige jaren geleden en helaas beschikken we momenteel niet over een actueler of vergelijkbaar instrument om dit cijfer te staven. Het is echter algemeen geweten dat het voor slachtoffers van verkrachting zeer moeilijk is om de stap naar de politie te zetten. Ze kampen vaak met schaamte- en zelfs schuldgevoelens. Niet zelden kennen ze de dader ook. Dit zijn de voornaamste verklaringen voor het hoge dark number.

6) Er bestaan richtlijnen in dit kader, namelijk de COL 10/2005 betreffende de ministeriële richtlijn inzake de seksuele agressieset (SAS). Deze richtlijn inzake de SAS werd ondertussen in opdracht van het College van procureurs-generaal omstandig geëvalueerd door de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid en het Nationaal Instituut voor de criminalistiek en de criminologie. Het evaluatierapport van mijn diensten werd in februari 2014 door het College van procureurs-generaal goedgekeurd. Op heden buigt een werkgroep binnen de schoot van het College zich over de aanpassing van deze COL, op basis van dit evaluatierapport. Er bestaan dus zeker richtlijnen in dit kader, deze werden reeds geëvalueerd en binnenkort zullen de politiële en gerechtelijke diensten dus over recentere en meer aangepaste richtlijnen beschikken. De richtlijnen in deze omzendbrief streven een tweeledig doel na : ten eerste bijdragen tot de waarheidsvinding, en ten tweede ook de secundaire victimisering vermijden. Wat de politie betreft is er ook in het kader van het Nationaal Veiligheidsplan 2012–2015 een « draaiboek zeden » opgesteld in een werkgroep onder leiding van de federale politie. Dit draaiboek moet de politiemensen op het terrein een leidraad verschaffen over de te ondernemen stappen bij de afhandeling van een zedenzaak. Het is ook de bedoeling dat draaiboek te gebruiken voor de vorming van de politie op het terrein, meer specifiek voor wat zedenzaken betreft.

7) Er wordt verwezen naar het gegeven antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken aan wie het geachte lid deze vraag eveneens heeft gesteld (schriftelijke vraag nr.6-269), alsook naar de gegeven antwoorden op schriftelijke vragen nrs. 6-268 en 6-536, eveneens gesteld door het geachte lid.

Tabel 1 :

Voortgangsstaat, situatie vastgesteld op 10 juli 2014, van de verkrachtingszaken die in de periode 2011 tot 2013 bij de correctionele parketten zijn ingeleid (a en % in kolom).

 

2011

2012

2013

TOTAAL

a

%

a

%

a

%

a

%

Vooronderzoek

127

3,14

207

5,13

482

12,13

816

6,77

Sepot

2 251

55,64

2 254

55,88

1 955

49,21

6 460

53,60

Ter beschikking

519

12,83

498

12,35

494

12,43

1 511

12,54

Minnelijke schikking

3

0,07

1

0,02

1

0,03

5

0,04

Bemiddeling in strafzaken

15

0,37

18

0,45

18

0,45

51

0,42

Onderzoek

46

1,14

120

2,97

245

6,17

411

3,41

Raadkamer

257

6,35

236

5,85

232

5,84

725

6,02

Dagvaarding en vervolg

827

20,44

700

17,35

544

13,69

2 071

17,18

Onbekend/error /

1

0,02

.

.

2

0,05

3

0,02

TOTAAL

4 046

100,00

4 034

100,00

3 973

100,00

12 053

100,00

Bron : Gegevensbank van het College van procureurs-generaal – Analisten van het openbaar ministerie.

Tabel 2 :

Aantal verkrachtingszaken ingeleid bij de correctionele parketten tussen 1 januari 2011 en 31 december 2013 en geseponeerd op 10 januari 2015. Gegevens weergegeven volgens geregistreerde reden voor sepot (a en % in kolom).


2011

2012

2013

TOTAL

n

%

n

%

n

%

n

%

A) Sepot van technische aard

2 074

92,14

2 035

90,28

1 794

91,86

5 903

91,41

1) Geen misdrijf

174

7,73

203

9,01

185

9,47

562

8,70

2) Onvoldoende bewijzen

1 316

58,46

1 272

56,43

1 194

61,14

3 782

58,56

3) Verval van strafvordering

187

8,31

128

5,68

79

4,05

394

6,10

a) Verjaring

137

6,09

105

4,66

66

3,38

308

4,77

b) Overlijden van de dader

49

2,18

23

1,02

12

0,61

84

1,30

c) Intrekking van de klacht

1

0,04



1

0,05

2

0,03

4) Ontvankelijkheid van de strafvordering

20

0,89

27

1,20

18

0,92

65

1,01

a) Onbevoegdheid

6

0,27

13

0,58

9

0,46

28

0,43

b) Kracht van gewijsde

12

0,53

11

0,49

8

0,41

31

0,48

c) Strafuitsluitende verschoningsgrond

2

0,09

3

0,13



5

0,08

d) Gebrek aan klacht





1

0,05

1

0,02

5) Daders onbekend

377

16,75

405

17,97

318

16,28

1.100

17,03

B) Sepot om opportuniteitsredenen

140

6,22

154

6,83

103

5,27

397

6,15

1) Redenen eigen aan de aard van de feiten

41

1,82

58

2,57

21

1,08

120

1,86

a) Beperkte maatschappelijke weerslag

4

0,18

1

0,04

2

0,10

7

0,11

b) Toestand geregulariseerd

21

0,93

33

1,46

10

0,51

64

0,99

c) Misdrijf van relationele aard

8

0,36

7

0,31

2

0,10

17

0,26

d) Nadeel gering

1

0,04

2

0,09

1

0,05

4

0,06

e) Redelijke termijn overschreden

7

0,31

15

0,67

6

0,31

28

0,43

2) Redenen eigen aan de persoonlijkheid van de dader

61

2,71

63

2,80

55

2,82

179

2,77

a) Afwezigheid van voorgaanden

1

0,04





1

0,02

b) Toevallige feiten

3

0,13

9

0,40

9

0,46

21

0,33

c) Jeugdige leeftijd dader

6

0,27

2

0,09

2

0,10

10

0,15

d) Wanverhouding gevolgen – maatschappelijke verstoring

34

1,51

33

1,46

26

1,33

93

1,44

e) Houding van het slachtoffer

17

0,76

18

0,80

18

0,92

53

0,82

f) Houding van het slachtoffer



1

0,04



1

0,02

3) Strafrechtelijk beleid

38

1,69

33

1,46

27

1,38

98

1,52

a) Te weinig recherchecapaciteit

21

0,93

23

1,02

20

1,02

64

0,99

b) Andere prioriteiten

17

0,76

10

0,44

7

0,36

34

0,53

C) Andere redenen voor sepot

37

1,64

65

2,88

56

2,87

158

2,45

1) Seining van de dader

22

0,98

49

2,17

40

2,05

111

1,72

2) Pretoriaanse probatie

15

0,67

16

0,71

16

0,82

47

0,73

TOTAAL

2 251

100,00

2 254

100,00

1 953

100,00

6 458

100,00