Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1963

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 25 september 2018

aan de minister van Justitie

Omkoping door Belgische bedrijven in het buitenland - Rapport van NGO Transparency International - Handhaving

corruptie
economische ethiek
agentschap in het buitenland
onderneming
OESO
gerechtelijke vervolging

Chronologie

25/9/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 25/10/2018)
28/1/2019Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1962
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1964

Vraag nr. 6-1963 d.d. 25 september 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ons land wordt door een zeer recent rapport van 12 september 2018 door de niet gouvernementele organisatie (NGO) Transparency International ondergebracht in de slechtste categorie, « little or no enforcement », wat betreft landen die optreden tegen omkoping door onze bedrijven in het buitenland (cf. http://files.transparency.org/content/download/2318/14294/file/2018_Report_ExportingCorruption_English.pdf).

Vooral de « dual criminality clause » wordt geviseerd. Dit houdt in dat ons land geen vervolging kan instellen als de desbetreffende handeling niet strafbaar is in het land waar de corrumperende handeling wordt gesteld.

Wat betreft de dadingen die worden gesloten is er te weinig transparantie. Ook werd een expliciete aanbeveling van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) nog steeds niet geďmplementeerd. Ik citeer : « Belgium has not implemented the OECD WGB's recommendation "to make public, as necessary and in compliance with the relevant rules of procedure, the most important elements of settlements concluded in foreign bribery cases, in particular the main facts, the natural or legal persons sanctioned, the approved sanctions and the assets that are surrendered voluntarily". »

Ook wordt de oplopende gerechtelijke achterstand aangekaart die ertoe leidt dat belangrijke zaken verjaren : « A growing backlog of cases and shortages of judges can cause significant delays in the courts, leading to the dismissal of investigations, indefinite postponing of cases. »

Transparency International schuift enkele zeer duidelijke aanbevelingen naar voor om de weinig benijdenswaardige positie van ons land wat betreft de strijd tegen corruptie vanwege bedrijven die opereren vanuit ons land te verbeteren. Meer concreet betreft het :

« – extend the limitation period for foreign bribery to allow adequate time for investigations and prosecutions ;

– provide a strong and harmonised legal framework for whistleblower protection in the private sector ;

– remove the requirement of dual criminality for prosecution of bribery of foreign officials and trading in influence ;

– publish criminal settlements in foreign bribery cases, as part of reform increasing publicity of settlements. »

Het economisch beleid is een gewestbevoegdheid, maar de handhaving van onethisch handelen en dan in het bijzonder de strijd tegen corruptie en omkoping in het buitenland van onze bedrijven is een federale bevoegdheid. Het betreft in deze dan ook een transversale aangelegenheid met de Gewesten.

Ik had volgende vragen voor u :

1) Hoe reageert u op de slechte plaats van ons land in de ranking van Transparency International wat betreft de strijd tegen omkoping door onze bedrijven in het buitenland ?

2) Hoeveel personen werden tot op vandaag in vervolging gesteld wegens omkoping in het buitenland en kan u dit cijfer toelichten ? Hoeveel personen werden reeds veroordeeld en kan u ook dit cijfer concreet toelichten ?

3) Bent u bereid de aanbeveling van de OESO betreffende de « dual criminality clause » te implementeren in ons recht ? Kan u concreet toelichten wat het tijdschema en de inhoud is ? Zo neen, waarom niet ? Wat gaat u dan wel doen ?

4) Kan u de duidelijke aanbevelingen van Transparency International voor ons land concreet overlopen en meedelen in hoeverre u deze aanbevelingen steunt wat betreft de strijd tegen omkoping door bedrijven in het buitenland ? Zo ja, hoe gaat u deze omzetten en dit wat betreft :

a) het verlengen van de verjaringstermijn ;

b) het uitwerken van een klokkenluidersregeling ;

c) de « dual criminality clause » te herzien ; en

d) de belangrijkste elementen van eventuele strafrechtelijke en fiscale schikkingen hieromtrent openbaar te maken ?

Antwoord ontvangen op 28 januari 2019 :

1) De minister van Justitie heeft het rapport van Transparency International (TI) aandachtig gelezen. TI maakt over de OESO-conventie inzake corruptie in internationale handelstransacties ieder jaar een rapport op dat landen in verschillende categorieën opdeelt, gebaseerd op cijfers van de jaren ervoor. Dit blijft dus een momentopname.

Bovendien, gebaseerd op de beschikbare cijfers, zou België eigenlijk in een hogere categorie kunnen vallen. In 2016 werden er bijvoorbeeld vier zaken geopend, terwijl er in het rapport maar een wordt vermeld.

Vóór 2016 waren er geen betrouwbare statistieken inzake internationale corruptie, omdat er geen aparte code was voorzien voor de registratie. De COL 12/2015 van 19 november 2015 heeft dit verholpen.

Er moet ook nog gewezen worden op de COL 11/2015 van 1 oktober 2015 « Publieke omkoping, private omkoping, knevelarij, belangenneming en verduistering door een persoon die een openbaar ambt uitoefent : strafrechtelijk beleid, dossierbehandeling en wettelijk kader » – waarin duidelijk wordt gesteld dat internationale corruptie een prioriteit is.

2) a) Cijfers inzake vervolgingen :

Om het volledige plaatje te schetsen, wordt ook het aantal zaken vermeld waarin deze personen betrokken zijn. Er worden dus twee teleenheden gehanteerd :

de teleenheid « zaak » komt overeen met één uniek dossiernummer op het niveau van het parket (in REA/TPI gaat het om het notitienummer, in MaCH betreft dit het systeemnummer). Een zaak kan betrekking hebben op meerdere verdachten en / of meerdere slachtoffers en / of meerdere misdrijven ;

de teleenheid « verdachte » komt overeen met één unieke rechtspersoon of natuurlijke persoon die als verdachte werd geregistreerd in een zaak. Indien eenzelfde persoon dus verdachte is in meer dan één zaak die beantwoordt aan de hier gehanteerde selectiecriteria, dan zal diezelfde persoon hier meer dan één keer (want één keer per zaak waarin hij / zij betrokken is) geteld worden.

In totaal werden er de voorbije twee kalenderjaren welgeteld zeven zaken geregistreerd waarin sprake was van de tenlasteleggingscode 25H (omkoping van buitenlandse en internationale openbare ambtenaren) : vier in 2016 en drie in 2017.

Op 8 september 2017 bevonden drie van die zeven zaken (een uit 2016, twee uit 2017) zich nog in de vooruitgangsstaat « vooronderzoek » en in een zaak uit 2016 was het gerechtelijk onderzoek nog steeds lopende.

De drie overige zaken (twee uit 2016 en een uit 2017) werden zonder gevolg gesteld.

In vier van de zeven zaken (drie uit 2016 en een uit 2017) heeft men minstens één verdachte.

In één van die vier zaken met verdachte(n) vindt men negen verdachten terug, het betreft die ene zaak uit 2016 die nog in gerechtelijk onderzoek is. In de overige drie zaken telt men telkens een verdachte : een bevindt zich in een zaak uit 2017 waarin het vooronderzoek nog aan de gang is terwijl de twee andere terug te vinden zijn in zaken uit 2016 die ondertussen zonder gevolg werden gesteld.

Er kan dus geconcludeerd worden dat er in de zeven zaken met betrekking tot omkoping van buitenlandse en internationale openbare ambtenaren twaalf verdachten terug te vinden zijn (elf in drie zaken uit 2016 en een in een zaak uit 2017). Op 8 september 2018 werden deze verdachten nog niet gedagvaard voor de correctionele rechtbank (na een rechtstreekse dagvaarding of na een verwijzing naar de correctionele rechtbank door de onderzoeksgerechten).

De minister van Justitie kan geen verdere details geven over de inhoud van deze zaken, wegens het geheim van het onderzoek.

2) b) Cijfers inzake veroordelingen :

Tot nu toe zijn er drie vonnissen inzake internationale corruptie, waarbij er veertien mensen werden veroordeeld, alsook twee rechtspersonen. België onderscheidt zich daarmee wel degelijk van de meeste andere lidstaten van de OESO-conventie, waarvan het merendeel nog altijd geen enkele veroordeling voor dit misdrijf heeft.

Meer informatie hierover :

EU-zaak betreffende graansubsidies :

Dit dossier werd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (Office européen de lutte antifraude – OLAF) aan de Belgische autoriteiten bezorgd en betreft de corruptie van een Nederlandse EU-ambtenaar door niet-Belgische bedrijven en onderdanen voor het meedelen van informatie, die onder het beroepsgeheim valt, over de prijszetting van de graanprijzen op de Europese markt. Het totale bedrag van de steekpenningen (reizen, luxegeschenken, vastgoed en geldoverschrijvingen) in deze zaak werd in de beslissing van het hof geschat op 850 000 euro, en het totale bedrag van de voordelen voor de betrokken bedrijven was ongeveer 22 miljoen euro. In deze zaak heeft België zijn territoriale bevoegdheid uitgeoefend inzake de strijd tegen corruptie van een buitenlandse overheidsfunctionaris (de EU-ambtenaar was immers in Brussel gevestigd). De onderzoeken werden gevoerd door de Centrale Dienst voor de bestrijding van corruptie (CDBC) in 2003 en een veroordeling werd op 27 juni 2012 uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Op 6 mei 2013 heeft het hof van beroep te Brussel in beroep de eerste veroordeling van twee buitenlandse bedrijven voor corruptie van een buitenlandse overheidsfunctionaris, inzonderheid een EU-ambtenaar, bevestigd. Vier van de acht niet-Belgische natuurlijke personen die voor transnationale corruptie werden vervolgd in deze zaak, werden vrijgesproken, één persoon heeft een gewone opschorting van de uitspraak van de veroordeling gekregen, en drie personen werden veroordeeld.

EU-zaak betreffende onroerende verrichtingen :

Naar aanleiding van een klacht van een concurrent, werd dit dossier in 2004 door het OLAF aan het federaal parket bezorgd, dat een onderzoek heeft gevoerd met de ondersteuning van de CDBC. De zaak betreft aangevoerde feiten van corruptie, oplichting, fraude en vorming van een criminele organisatie door Belgische ingezetenen en ingezetenen van andere landen. Die personen zouden tien jaar lang miljoenen euro aan voordelen hebben betaald in het kader van de huur en beveiliging van gebouwen bedoeld voor de huisvesting van afvaardigingen van de EU. Tijdens dit onderzoek werden er meerdere operaties uitgevoerd in verschillende landen. In 2007 werden de verdachten onder aanhoudingsbevel geplaatst. Deze zaak heeft geleid tot een vonnis van de correctionele rechtbank te Brussel op 16 mei 2014. De meerderheid van de protagonisten werd veroordeeld. Het vonnis is in beroep bevestigd op 30 juni 2015.

Zaak Socfin :

De correctionele rechtbank te Brussel heeft op 29 juni 2018 Hubert Fabri en drie van zijn hoge kaderleden veroordeeld. Zij werden allen schuldig bevonden aan actieve corruptie. De huidige minister van Landbouw van Guinee, Mariama Camara, is ook veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bedrijven van de Belgische groep Socfin, een wereldgigant op het stuk van rubber en palmolie, via de leidinggevenden ervan, een corruptiesysteem hebben georganiseerd om naar de gunst van de Guineese overheid te dingen.

3) Dit betreft geen aanbeveling van de OESO, maar van TI. In het evaluatierapport van de OESO van 2013 hebben we hierover geen opmerkingen gekregen, noch in het evaluatierapport van de Verenigde Naties in verband met de omzetting van het VN-Verdrag inzake corruptie. Het is waar dat er een « dual criminality clause » is opgenomen in artikel 10quater van de wet houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering. In de praktijk vormt dit echter geen probleem, aangezien er wereldwijd een steeds ruimere consensus is dat ook internationale corruptie moet worden strafbaar gesteld – binnen de huidige vierenveertig landen van de OESO-werkgroep is dat uiteraard ook geen probleem. Bovendien wordt er in het OESO-verdrag zelf gewag gemaakt van de mogelijkheid van een dergelijke clausule, namelijk in artikel 9.2, dat stelt « Where a Party makes mutual legal assistance conditional upon the existence of dual criminality, dual criminality shall be deemed to exist if the offence for which the assistance is sought is within the scope of this Convention ».

4) a) De aanbeveling van de OESO stelt niet dat de verjaringstermijn moet worden verlengd, maar wel dat de mogelijkheden om de termijn te onderbreken moeten worden uitgebreid. Artikel 24 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering voorziet al in meerdere gronden tot schorsing van de verjaring van de strafvordering. Het beletsel dat de instelling of de uitoefening van de strafvordering verhindert (bijvoorbeeld : aanvraag tot machtiging in geval van een vervolging van een minister of de procedure tot regeling van het rechtsgebied), is een grond tot schorsing. De behandeling van een exceptie van onbevoegdheid, onontvankelijkheid of nietigheid, middels inachtneming van bepaalde voorwaarden, of de uitvoering van bijkomende onderzoekshandelingen (zonder dat de schorsing één jaar mag overschrijden) zijn ook gronden tot schorsing.

De verjaringstermijn is een discussieonderwerp van een commissie van deskundigen over de globale hervorming van het Wetboek van strafvordering. Ik denk dat de problematiek van de verjaringstermijn op algemene wijze in het kader van die hervorming moet worden behandeld.

4) b) Over dat onderwerp wordt gediscussieerd in de EU, waaraan België deelneemt. Op 23 april 2018 heeft de Europese Commissie een mededeling en een voorstel voor een richtlijn inzake de bescherming van klokkenluiders op Europees niveau verspreid. Zij beoogt een minimale bescherming van alle werknemers om de financiële belangen van de Unie en de werking van de interne markt te beschermen in de domeinen waarvoor de Unie bevoegd is. De besprekingen in de Europese Raad zitten in een laatste fase. De minister van Justitie is van oordeel dat de problematiek van de klokkenluiders op algemene wijze moet worden behandeld, en dat eerst gewacht moet worden op de resultaten van de onderhandelingen op Europees niveau.

4) c) Zie antwoord op vraag 3).

4) d) Wat betreft de interpretatie van deze aanbeveling, maakte de Werkgroep duidelijk dat aan België wordt gevraagd om dergelijke informatie openbaar te maken voor zover nodig en conform de procedureregels die van toepassing zijn. De belangrijkste elementen van een transactie toegankelijk maken voor de relevante instellingen en de betrokken partijen, was bijvoorbeeld voldoende. In oktober 2016 werd al in die zin in de vergadering van de werkgroep gerapporteerd over deze aanbeveling.

De wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie (PPII) (Belgisch Staatsblad van 19 februari 2016) voorziet in de invoering van de opname in het strafregister van de beslissingen tot vaststelling van het verval van de strafvordering met toepassing van artikel 216bis, § 2, van het Wetboek van strafvordering (door de toevoeging van een nieuwe 19° aan artikel 590, eerste lid, en wijziging van artikel 594, 3°, van hetzelfde Wetboek). Dit volstond voor de werkgroep om deze aanbeveling als omgezet te beschouwen.