Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1846

van Peter Van Rompuy (CD&V) d.d. 3 mei 2018

aan de minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude

Federale overheidsdienst (FOD) Financiën - Nieuwe gedragsinzichten - Toepassing - Evaluatie

belastingadministratie
ministerie
inning der belastingen

Chronologie

3/5/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/6/2018)
9/12/2018Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 6-2279

Vraag nr. 6-1846 d.d. 3 mei 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag : naast de federale overheid heeft ook de Vlaamse overheid een beleidscel voor de toepassing van gedragsinzichten. Beide overheden kunnen elkaar versterken bij het efficiënt innen van belastingen.

De federale overheidsdienst (FOD) Financiën maakt gebruik van nieuwe gedragsinzichten.

Op 20 april 2017 maakte het departement bekend dat zij dankzij anders opgestelde, directer en eenvoudiger aanmaningsbrieven 2,8 miljoen euro extra aan achterstallige betalingen kon innen. Eerder bleek ook dat de FOD door de nieuwe brieven bijna 19 miljoen euro sneller inde. Dat bedrag is ondertussen opgelopen tot 27 miljoen euro. Bovendien spaarde men ongeveer 1 miljoen euro aan inningskosten uit in het kader van een proefproject rond nudging.

Bijna één jaar later vraag ik naar de nieuwe resultaten van de toegepaste gedragsinzichten.

1) Op welke aspecten van de werking past men de nieuwe gedragsinzichten verder toe ?

2) Wat zijn de huidige « nieuwe » resultaten :

a) inzake extra inningen :

– ten opzichte van de vorige resultaten (20 april 2017) ;

– ten opzichte van de periode voor de toepassing van de nieuwe gedragsinzichten ;

b) inzake snelheid van inningen :

– ten opzichte van de vorige resultaten (20 april 2017) ;

– ten opzichte van de periode voor de toepassing van de nieuwe gedragsinzichten ;

c) inzake impact op inningskosten :

– ten opzichte van de vorige resultaten (20 april 2017) ;

– ten opzichte van de periode voor de toepassing van de nieuwe gedragsinzichten ?

3) Hoe evalueert de geachte minister deze resultaten en hoe zal hij zijn toekomstige beleid hierop afstemmen ?