Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1830

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 9 april 2018

aan de minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude

Woningen in eigendom van rechtspersonen - Verlaging van het belastingtarief

rechtspersoon
onroerend eigendom
huisvesting
grondbelasting
belastingaftrek
belasting

Chronologie

9/4/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/5/2018)
9/12/2018Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 6-2084

Vraag nr. 6-1830 d.d. 9 april 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De minister lanceerde het voorstel tot verlaging van het tarief waartegen woningen in eigendom van rechtspersonen worden belast. Op datum van 28 maart jl. was dit voorstel echter nog niet definitief goedgekeurd door de voltallige regering.

De begroting die bij de Europese Commissie werd ingediend omvat de budgetten van de gezamenlijke overheid. Naast het budget van de federale overheid en van de sociale zekerheid (Entiteit I) omvat het ingediende document dus ook het budget van de Gemeenschappen, de Gewesten en de lokale overheden (Entiteit II). Het indienen van een gemeenschappelijke begroting bij Europa impliceert dat de verschillende overheidsniveaus gevolg dienen te geven aan de hen opgelegde begrotingsdoelstellingen, enerzijds, en dat een beslissing van het ene overheidsniveau gevolgen kan hebben voor de algehele financiële toestand van België, anderzijds. Hieruit blijkt dan ook meteen het transversale karakter van het onderwerp van deze vraagstelling.

Ik heb volgende vragen voor de minister:

1. Wanneer zal de hogergenoemde maatregel op de agenda van de Ministerraad komen? Of werd deze maatregel intussen al besproken op de Ministerraad?

a. Werd de maatregel goedgekeurd?

b. Wanneer zal de maatregel ingaan?

c. Tegen welk (verlaagd) belastingtarief zullen de woningen in eigendom van rechtspersonen voortaan worden belast?

d. Worden er verschillende tarieven gehanteerd, afhankelijk van het deel van het huis dat voor een beroepsactiviteit wordt gebruikt?

2. Graag krijg ik van de minister een overzicht van de jaarlijkse inkomsten uit hogervermelde belasting volgens het oude tarief en dit voor de jaren 2015, 2016 en 2017.

3. De verlaging van het belastingtarief op woningen van werknemers of zaakvoerders in vennootschappen betekent een minderopbrengst voor de Schatkist.

a. Op welk bedrag raamt de minister deze minderopbrengsten voor het inkomstenjaar 2018, respectievelijk 2019?

b. Worden deze minderinkomsten opgevangen binnen de begroting?

i. Zo ja, in welke mate en door middel van welke inkomsten?

ii. Zo nee, wat is de netto-impact van de maatregel op de federale begroting voor het jaar 2018 en het jaar 2019?

4. Het belastbaar voordeel voor woningen wordt nog steeds bepaald op basis van het kadastraal inkomen (KI). Dit KI stamt echter reeds uit de jaren zeventig, wat in de meeste gevallen een onderschatting betekent.

a. Hoe staat de minister tegenover het idee van een actualisering van het KI? Welke voor- en nadelen ziet de minister?

b. Ziet de minister een actualisering van het KI als haalbaar op korte tot middellange termijn?

c. Heeft de minister hiertoe al een initiatief genomen?