Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1675

van Johan Verstreken (CD&V) d.d. 30 november 2017

aan de vice-eersteminister en minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post

Ontwikkelingssamenwerking - Federale begroting - Bijkomende besparingen - Niet-gouvernementele organisaties (ngo's) - Werking - Gevolgen

ontwikkelingshulp
begroting
niet-gouvernementele organisatie

Chronologie

30/11/2017Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/1/2018)
8/1/2018Antwoord

Vraag nr. 6-1675 d.d. 30 november 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag : ontwikkelingssamenwerking is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle beleidsniveaus. Bovendien is ontwikkelingssamenwerking ingebed in een visie op het Belgisch buitenlands beleid, zoals in het federaal regeerakkoord vermeld wordt. In België is het buitenlands beleid een zaak van alle overheden, gelet op het principe « in foro interno, in foro externo » in hoofde van de deelstaten.

Begin dit jaar stopte de Vlaamse Vereniging voor ontwikkelingssamenwerking en technische bijstand (VVOB) de werking in Zimbabwe : een gevolg van onvoorziene bijkomende besparingen op de federale begroting ontwikkelingssamenwerking. De minister sluit extra besparingen in 2018 niet uit. Nochtans is het verschil in budget tussen 2014 en 2017 voor de niet-gouvernementele actoren maar liefst 19,5 %. Cijferwerk over de langere termijn geeft hetzelfde beeld van een fors neerwaartse trend met een vermindering van minstens een vijfde van de investeringen in ontwikkeling.

Deze neerwaartse trend geldt ook voor het globale budget ontwikkelingssamenwerking. Nu de kosten voor opvang van asielzoekers verminderen, dreigt het budget zelfs te evolueren naar minder dan 0,4 % van het bruto nationaal product (bnp). De financiële crisis is nochtans voorbij. Het zit goed met de economische conjunctuur.

In die context is het niet te begrijpen dat België toch minder zou investeren in mensenrechten en in structurele vermindering van de migratiedruk door de welvaart in ontwikkelingslanden te verbeteren. Dit gaat over het lot van mensen nu. Het gaat ook over de volgende generatie Belgen die straks een labiele wereld erft door te grote ongelijkheid en extreme armoede voor honderden miljoenen mensen.

De VVOB vraagt deze regering en in het bijzonder de minister bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking om niet opnieuw te besparen op dat beleidsdomein, maar juist om meer te investeren.

1) In welke mate deelt de minister de bezorgdheid van de VVOB omtrent de extra besparingen op het domein van ontwikkelingssamenwerking? Een extra besparing zou voor de VVOB betekenen dat ze van haar geplande activiteiten in Oeganda niets kan realiseren. De gevolgen voor de acties van alle niet-gouvernementele actoren zullen zonder twijfel even concreet en drastisch zijn.

2) In welke mate was hij reeds op de hoogte van de bezorgdheid van de VVOB en andere niet-gouvernementele organisaties (ngo's) omtrent de zware last die de besparingen op ontwikkelingssamenwerking met zich meebrengen voor de werking van de ngo's ?

3) In welke mate is hij zich ervan bewust dat de institutionele actoren gedwongen keuzes zullen moeten maken om programma's te verkleinen of stop te zetten, waardoor vooropgestelde resultaten steeds moeilijker te behalen zijn en mogelijk een impact hebben op de kwaliteit van de uitvoering ?

4) In welke mate is hij het er mee eens dat bepaalde organisaties, als gevolg van structurele besparingen op ontwikkelingssamenwerking, de door hem opgelegde ondergrens voor directe financiering niet zullen halen ?

5) In welke mate is hij zich er van bewust dat deze structurele besparingen de geloofwaardigheid van actoren bij partners en overheden in het Zuiden ondermijnen ?

6) In welke mate is hij bereid om verdere besparingen binnen het domein van de ontwikkelingssamenwerking op te schorten ?

Antwoord ontvangen op 8 januari 2018 :

In het regeerakkoord van oktober 2014 is een besparingstraject opgenomen voor het federale ontwikkelingsbudget, gaande van 150 miljoen euro in 2015 tot 270 miljoen euro in 2019.

Bij de opmaak van de begroting voor 2017 werd daar een bijkomende structurele besparing van 25 miljoen euro aan toegevoegd.

De ontwerpbegroting voor 2018 en 2019 houdt rekening met deze budgettaire beperkingen. Ten opzichte van vorige jaren is er daarom een lichte daling van de vereffeningskredieten :

– 2019 : 1 178 041 Keuro ;

– 2018 : 1 206 655 Keuro ;

– 2017 : 1 218 902 Keuro ;

– 2016 : 1 245 690 Keuro.

Dit impliceert dat het Belgische ODA-cijfer de volgende jaren richting 0,40 % evolueert maar niet daaronder zakt.

Daarnaast kan de regering beslissen tot de administratieve blokkering van een deel van de kredieten. Dit wordt vaak als een onderbenutting beschreven.

Net als alle departementen, neemt ook Ontwikkelingssamenwerking een deel van deze administratieve blokkering op zich. Het is normaal dat ook mijn departement deel neemt aan deze collectieve regeringsinspanning om de begrotingscijfers op orde te krijgen.

In 2017 bedroeg deze administratieve blokkering 120 miljoen euro. Zoals in het regeerakkoord vermeld staat, dienen alle actoren en instrumenten van het Belgische ontwikkelingsbeleid hierbij een inspanning te doen.

Ik heb hierover overlegd met de vertegenwoordigers van de niet-gouvernementele en institutionele actoren. We spraken op 2 februari 2017 daarover volgende modus vivendi af : « Une économie additionnelle de 17 millions d'euros est appliquée aux programmes en 2017. (...) Si pour les années 2018 et 2019, un effort complémentaire dans le budget de la Coopération au développement est demandé, le ministre s’engage à organiser une concertation avec les acteurs de la coopération non gouvernementale suffisamment tôt dans le cycle budgétaire. Dans le cas où l’effort supporté par le département de la Coopération est inférieur à 120 millions d'euros en 2018 et 2019, la différence sera prioritairement utilisée pour la liquidation des programmes ACNG. (...). Ces économies supplémentaires sont appliquées de façon linéaire aux différents programmes. À l’intérieur des programmes, les acteurs auront la possibilité de répartir ces économies supplémentaires sur les différents éléments de la façon qu’ils souhaitent, avec une flexibilité concernant les proportions des types et catégories de coûts en 2017-2019. »

Ik opteer dus uitdrukkelijk niet voor de kaasschaaf ; 22 % van het federale ontwikkelingsbudget wordt besteed via de niet-gouvernementele en institutionele actoren. De administratieve blokkering werd voor 14 % verhaald op deze actoren. Ik begrijp dat hierdoor een aantal initiatieven niet kunnen worden verder gezet.

Ik heb in december 2017 een nieuwe afspraak gehad met de vertegenwoordigers van de niet-gouvernementele en institutionele actoren.

Op dit ogenblik is er binnen de regering geen beslissing genomen over de grootteorde van de administratieve blokkeringen in 2018. De minister van Begroting heeft een concreet voorstel voorgelegd aan de Ministerraad eind 2017.

Wat de ondergrens voor directe financiering betreft, dit wil zeggen het minimale budget dat een programma moet hebben, met name 2 miljoen euro, voorziet artikel 18 van het koninklijk besluit van 11 september 2016 betreffende de niet-gouvernementele samenwerking dat aan deze voorwaarde voldaan moet zijn op het moment van de aanvraag van de subsidie.

Alle budgettaire regeringsbeslissingen worden collectief genomen door de regeringspartijen.