Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1486

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 13 juni 2017

aan de minister van Justitie

Gevangenissen - Niet-integer gedrag - Bestrijding

strafgevangenis
gedetineerde
strafstelsel
Nederland

Chronologie

13/6/2017Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 13/7/2017)
6/12/2017Rappel
22/12/2017Antwoord

Vraag nr. 6-1486 d.d. 13 juni 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Graag verwijs ik naar het Nederlandse evaluatierapport « Binnen de muren niet toegestaan » waar wordt ingegaan op de toetsing van de handhaving inzake orde en veiligheid in de penitentiaire inrichting.

Ik neem enkele interessante aanbevelingen uit dit rapport over en had graag vernomen hoe deze in ons land al of niet worden toegepast.

Transversaal element : met de uitvoering van de zesde staatshervorming krijgt Vlaanderen een pak nieuwe bevoegdheden. Sinds 1 januari is aldus de overheveling van de bevoegdheden van de justitiehuizen naar de drie gemeenschappen een feit. De justitiehuizen staan in voor de begeleiding en opvolging van onder andere voorwaardelijk in vrijheid gestelde gevangenen, veroordeelden tot een werkstraf, mensen met een enkelband en « probanten ». Ik verwijs tevens naar het Vlaamse decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden. Deze vraag betreft een transversale aangelegenheid met de gemeenschappen.

Ik had dan ook volgende vragen voor de minister :

1) Is er binnen de detentie-instellingen een samenhangend en repressief integriteitsbeleid beschikbaar en kunt u dit in detail overlopen ?

2) In 2015 waren er in Nederland 243 schendingen van de integriteit binnen de detentie-instellingen. Kunt u meedelen hoeveel er op jaarbasis bij ons plaatsvinden ? Zo neen, waarom niet en vindt u dit geen manco ?

3) Kent u de Nederlandse « verklaring omtrent gedrag » ? Hierbij wordt bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van potentiële medewerkers tot dertig jaar teruggegaan in het justitiële verleden. Hoe beoordeelt u deze maatregel en overweegt u een gelijkaardige « verklaring omtrent gedrag » ? Zo neen, waarom niet ?

4) De directie wijst in elke detentie-instelling in Nederland een vertrouwenspersoon aan. De medewerkers zijn hiervan op de hoogte en kunnen zich bij vragen tot hen wenden. Bestaat er bij ons in elke detentie-instelling een vertrouwenspersoon integriteit? Zo neen, waarom niet en overweegt u deze maatregel ook bij ons in te voeren ?

5) Waar kan niet integer gedrag gemeld worden ? Kunt u dit concreet toelichten en meedelen hoeveel maal niet-integer gedrag op jaarbasis wordt gemeld ?

Antwoord ontvangen op 22 december 2017 :

1) De deontologische regels van het rijkspersoneel zijn in diverse bronnen vastgelegd.

Vooreerst zijn er :

– het statuut van de Rijksambtenaar (koninklijk besluit van 2 oktober 1937) ;

– het deontologisch kader voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt (omzendbrief 573 van 17 augustus 2006, Belgisch Staatsblad van 27 augustus 2007).

Daarnaast zijn er een aantal regels die specifiek gelden voor penitentiair personeel. Die liggen vast in de Bijzondere Instructie van toepassing op de personeelsleden van de buitendiensten van het Bestuur Strafinrichtingen (koninklijk besluit van 14 mei 1971).

Ook de federale overheidsdienst (FOD) Justitie heeft aandacht aan dit fenomeen besteed en heeft in 2006 een waardencharter uitgewerkt.

Binnen de FOD Justitie bestaat bovendien een Raad voor ethiek en deontologie, een permanent orgaan dat de opvolging verzekert van projecten en initiatieven op vlak van integriteit en die waakt over een coherent integriteitsbeleid. Deze Raad is samengesteld uit vrijwilligers van alle entiteiten van de FOD.

De missie van de Raad is om een volwaardig integriteitsbeleid uit te werken, een actieplan op te stellen, voorstellen van beleidsinstrumenten te lanceren aan het directiecomité en medewerkers te sensibiliseren. Momenteel werkt de Raad aan een sensibiliseringsactie rond het gebruik van sociale media.

Het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (DG EPI) is een actieve partner in de uitwerking van het integriteitsbeleid voor de FOD Justitie, en meer specifiek voor de gevangenissen. Zowel voor regio Noord als voor regio Zuid werd in 2016 een specifieke deelraad EPI voor ethiek en deontologie opgericht, en dat onder de overkoepelende Raad voor ethiek en deontologie van de FOD Justitie. De deelraden zetten zich in voor een organisatiecultuur binnen de gevangenissen waar vertrouwen en integriteit kernaspecten zijn van de dagelijkse werkrealiteit. Dit doen ze door alle medewerkers binnen het DG EPI te sensibiliseren over het thema integriteit en door, in samenwerking met de integriteitscoördinator van de FOD Justitie, lokale initiatieven binnen de Nederlandstalige en Franstalige inrichtingen aan te moedigen en op te volgen. In 2016 en in 2017 organiseerden de deelraden een specifiek seminarie over deontologie, ethiek en integriteit voor gevangenisdirecteurs, personeelsverantwoordelijken en andere medewerkers van de gevangenissen. In 2017 organiseerde de deelraad Zuid een seminarie die zich specifiek richtte op de doelgroep zorgequipes en psychologen. Zij werken momenteel in samenwerking met externe partners aan een methodiek om ethische vragen te behandelen.

Naast preventieve integriteitsinstrumenten, bestaan er ook verschillende repressieve instrumenten :

– evaluaties ;

– aanspreken van het personeelslid en uitleg vragen (mondeling of schriftelijk) ;

– ordemaatregelen : deze maatregelen beogen geen sanctie maar worden in het belang van de dienst opgelegd, zoals :

• verbod om de inrichting te betreden ;

• schorsing in het belang van de dienst ;

• verplaatsing in het belang van de dienst ;

– tuchtstraffen : tuchtmaatregelen zijn gericht op het bestraffen van foutief gedrag en houden een werkelijke sanctie in voor het betrokken personeelslid. Een tuchtprocedure is een uitzonderlijke aangelegenheid die steeds ernstig wordt overwogen. Het spreekt voor zich dat een goede communicatie en begeleiding na een incident tot snelle en goede resultaten kan leiden, daar waar een tuchtprocedure eerder lang duurt. De vijf mogelijke tuchtstraffen zijn :

• terechtwijzing ;

• inhouding van wedde (minimum een maand – maximum zesendertig maand) ;

• verplaatsing bij tuchtmaatregel ;

• ontslag van ambtswege ;

• afzetting.

Tot slot bestaat er een officiële meldprocedure voor integriteitsschendingen of praktijken van niet-integer gedrag (die van toepassing is voor alle federale overheidsdiensten). Dankzij die procedure kunnen personeelsleden in alle discretie en met de nodige bescherming en ondersteuning (een vermoeden van) niet-integer gedrag of een integriteitsschending melden. Zo kunnen sancties opgelegd worden en verdere integriteitsschendingen vermeden worden. De vertrouwenspersonen integriteit zijn centrale contactpersoon en spelen hierin een cruciale rol.

Naast een deontologische code, wordt er ook specifiek aandacht besteed aan deontologie en integer gedrag in de screening van penitentiair personeel en in de basis- en de voortgezette opleidingen voor penitentiair personeel. In de basisopleiding voor bewakend personeel gaat het om een opleiding van zestien uur bestaande uit vijf luiken: inleiding, vijf bronnen, professioneel handelen en kwetsbare relaties. In de basisopleiding voor niet-bewakend personeel wordt er een halve dag gefocust op deontologie. De opleidingscentra voor penitentiair personeel van het DG EPI bieden ook een flitstraining aan over deontologie. Dat is een eendaagse opleiding waarvoor alle medewerkers van het gevangeniswezen zich vrij kunnen inschrijven of op vraag van hun chef. Gevangenissen kunnen ook vragen om deze opleiding lokaal en op maat van hun inrichting te organiseren.

2) Dit wordt opgevolgd door het Centrum integriteit van de federale ombudsman die de vertrouwenspersonen integriteit binnen elke federale overheidsdienst ondersteunt.

3) Alle personeelsleden die bij het federale overheid willen werken, moeten een uittreksel uit het strafregister aanleveren.

Het komt SELOR (de selectiedienst van de federale overheid) toe om de indiensttredingsvoorwaarden na te gaan en onder meer te beoordelen of het gedrag van de (toekomstige) ambtenaar overeenstemt met de waardigheid die zij vereist (cf. artikel 8, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel).

4) & 5) Binnen de FOD Justitie zijn twee types vertrouwens personen aanspreekbaar.

Er is in eerste instantie de (centrale) vertrouwenspersoon Integriteit op niveau van de FOD Justitie (één per taalrol). Het zijn collega’s met wie medewerkers elk probleem over integriteit, ethische dilemma’s of veronderstelde integriteitsschending kunnen bespreken, en dat in alle vertrouwelijkheid. De vertrouwenspersoon adviseert en informeert medewerkers over de procedure voor een aangifte van een integriteitsschending en ondersteunt hen in de verschillende stappen.

Ten tweede zijn er tevens de vertrouwenspersonen in de schoot van de psychosociale cel van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. Deze zijn weliswaar meer actief op het terrein van het « persten op het werk » en dus meer betrokken bij interactionele conflicten.

Personeelsleden kunnen een (vermoeden van) integriteitsschending of niet-integere praktijken uiteraard ook steeds melden bij hun functionele of hiërarchische leidinggevende, wat de voorkeurpiste is omdat de directe chef in principe best geplaatst is om impact te hebben op het gedrag en de houding van medewerkers.

Als zij dat liever niet via hun leidinggevende doen, dan kunnen ze ook gebruik maken van de officiële meldprocedure die er gekomen is door de wet van 15 september 2013. Door die wet kan je als personeelslid van de federale overheid melding doen van integriteitsschendingen gepleegd door personeelsleden van de federale overheid in de uitoefening van hun functie.

Ook kunnen klachten ingediend worden bij Centrum integriteit bij de federale ombudsman.