Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-137

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 24 oktober 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel

De schadelijke stoffen in kinderspeelgoed

speelgoedindustrie
giftige stof

Chronologie

24/10/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2014)
26/11/2014Antwoord

Vraag nr. 6-137 d.d. 24 oktober 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De vereniging Women in Europe for a Common Future (WECF), een netwerk van 120 vrouwen- en milieuorganisaties, pakte recent uit met een aantal onderzoeksresultaten die uitwijzen dat nogal wat speelgoed stoffen bevat die de gezondheid van spelende kinderen kunnen bedreigen. Het gaat o.a. om zware metalen in kindersieraden, broom in teddyberen, en kankerverwekkende chemicaliën in houten puzzels.

De test bestond in het analyseren van 29 speelgoedartikelen die ruim verspreid in West-Europa worden aangeboden. Bij de helft daarvan vond de onderzoeker schadelijke stoffen. De meeste ervan vermeldden het label "Made in China".

Deze speeltuigen zijn niet gevaarlijk wanneer ze afzonderlijk of tijdelijk worden gebruikt, maar wel bij intensief gebruik. Het regelmatig spelen met dit soort speelgoed kan een langzame, maar gestage opbouw van vergiftiging veroorzaken. Zeker bij kinderen, waar de ontwikkeling van zowat alle functies erg dynamisch, maar meteen ook buitengewoon gevoelig is, vormt deze cumulatie een reëel gevaar. Hoewel de EU-richtlijnen m.b.t. deze veiligheidsaspecten recent verstrengden, blijken ze niet voldoende om juist deze sluipende beïnvloeding tegen te gaan. Daarom klinken er stemmen om meteen alle schadelijke stoffen in kinderspeelgoed te verbieden. Het gaat hier trouwens niet alleen over echt speelgoed maar ook over producten die weliswaar niet als speeltuig werden ontwikkeld, maar wel overvloedig door kinderen worden gebruikt, zoals metalen sieraden. Rapex, het Europese alarmsysteem voor onveilige producten, bevestigt de relevantie van deze alarmerende boodschap. 25% van de producten die in 2010 uit de rekken werden verwijderd, behoorde tot de categorie van het speelgoed..

Anderzijds stelde een toxicoloog van de Universiteit Leuven dat de gevaren hieraan verbonden niet alarmerend zijn en dat de blootstelling aan schadelijke chemicaliën niet groter is dan de gemiddelde blootstelling aan stoffen afkomstig van de industrie of het verkeer. Daarin wordt deze wetenschapper - enigszins voorspelbaar - bijgetreden door de belangverdediger van de speelgoedproducenten, de groep Toys Industries Europe.

Hoe beoordeelt de minister het alarmerende bericht van de vereniging Women in Europe for a Common Future, waaruit blijkt dat heel wat speelgoed toxische stoffen bevat die bij gecumuleerd gebruik een bedreiging kunnen vormen voor een optimale gezondheid van jonge kinderen? In welke mate zijn de huidige EU-richtlijnen ter zake door de Belgische wetgeving geadopteerd? Oordeelt de minister het nodig om, o.a. op basis van deze alarmerende berichten, bijkomende veiligheidsmaatregelen uit te vaardigen en hieromtrent niet de EU-wetgeving af te wachten maar proactief op te treden? Overweegt de minister bijvoorbeeld een verbod op het gebruik van schadelijke chemicaliën, ongeacht de dosis, in speelgoed of in voorwerpen die door kinderen overvloedig als speeltuig worden gebruikt? In welke mate vindt de minister dit onderwerp prioritair en zal hij hieromtrent een erg alert en dynamisch beleid voeren?

Antwoord ontvangen op 26 november 2014 :

Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

 

Het koninklijk besluit van 19 januari 2011 betreffende de veiligheid van speelgoed (KBS) is de omzetting in Belgisch recht van de Europese speelgoedrichtlijn 2009/48/EG. Deze nieuwe reglementering legt strengere en duidelijkere eisen op inzake de chemische samenstelling dan de vorige richtlijn. In deze speelgoedreglementering wordt tevens verwezen naar andere Europese wetgevingen inzake chemische substanties, waaronder de verordening 1907/2006, beter bekend onder de naam REACH.

Doordat de eisen duidelijker zijn, kunnen ze door de fabrikanten beter worden nageleefd. Doordat ze strenger zijn, zullen de kinderen minder blootgesteld worden aan gevaarlijke stoffen. Zo worden in de speelgoedreglementering de migratielimieten van zware metalen in speelgoed beperkt. De migratielimieten voor cadmium en barium werden reeds verstrengd en de vereisten voor nikkel worden uitgebreid. Het gebruik van kankerverwekkende stoffen in speelgoed is verboden. Sommige kankerverwekkende stoffen mogen echter onder strikte voorwaarden wel gebruikte worden: hetzij de individuele concentratie moet lager zijn dan een bepaalde limiet, hetzij deze stoffen mogen in geen enkele vorm toegankelijk zijn voor kinderen (ook niet door inademing), hetzij de kankerverwekkende stof is opgenomen in de aanhangsel A van de speelgoedreglementering.

Het is echter niet omdat speelgoed gevaarlijke stoffen bevat, dat het een gevaar vormt voor de gezondheid van de kinderen. Het risico is immers afhankelijk van de mate waarin kinderen worden blootgesteld aan deze stoffen. Kinderen kunnen via verschillende wegen worden blootgesteld aan de chemische stoffen die aanwezig zijn in speelgoed: inhalatie, orale opname (rechtstreeks of via hand/mond-contact) en huidcontact. De mogelijke schadelijke effecten door blootstelling aan chemische stoffen zijn afhankelijk van de hoeveelheid chemische stoffen waarmee het kind in contact komt, hoe die chemische stoffen in het lichaam worden opgenomen (inhalatie, orale opname, dermaal), hoe vaak het contact optreedt (blootstellingsduur) en de toxische eigenschappen van de chemische stoffen. Het vermogen van een chemische stof om vrijgelaten te worden uit het speelgoed is een belangrijke factor bij het bepalen van de blootstelling die eigenlijk optreedt.

Ik wil hiermee duidelijk maken dat de aanwezigheid in speelgoed van stoffen die als gevaarlijk worden beschouwd, niet noodzakelijk een gevaar betekent voor de kinderen. Bovendien is het niet altijd mogelijk om speelgoed of andere producten, te maken zonder dat daar sporen van stoffen inzitten die vanaf bepaalde concentraties als schadelijk worden beschouwd. Een absoluut verbod voor alle mogelijke schadelijke stoffen in speelgoed is daarom in de praktijk onmogelijk.

De Europese speelgoedrichtlijn wordt regelmatig aangepast op basis van wetenschappelijke studies. Het Scientific Committee on Health and Environmental Risks (SCHER) is hierbij het adviserend comité van de Europese Commissie. Ik kan het daarom niet verantwoorden om strengere eisen te stellen dan wat de Europese regelgeving inzake speelgoed en chemische stoffen vraagt. De betrokken diensten van de FOD volgen de veiligheid van speelgoed op de Belgische markt echter nauwgezet op. Indien zou blijken dat er bijkomende maatregelen vereist zijn, zal ik niet aarzelen om die te nemen.