Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1218

van Ann Brusseel (Open Vld) d.d. 22 december 2016

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën

Partnergeweld - Beroepsgeheim - Nieuwe wetgeving - Beroepen gebonden door het beroepsgeheim - Sensibilisering - Opleiding - Uitvoering - Maatregelen

huiselijk geweld
beroepsgeheim
officiële statistiek
opvolging informatieverslag

Chronologie

22/12/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/1/2017)
25/1/2017Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1216
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1217

Vraag nr. 6-1218 d.d. 22 december 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

k verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 6-262 en uw antwoord.

Deze vraag betreft gelijke kansen en is dus een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het reglement van de Senaat. Het gaat dus over een transversale aangelegenheid – Gemeenschappen. Mijn vragen komen rechtstreeks voort uit het unaniem goedgekeurde informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nrs. 6-97/1 tot 6-97/5 – 2014/2015).

Sinds 1 maart 2013 mogen artsen, advocaten, politiebeambten en andere personen die gebonden zijn door het beroepsgeheim, het parket inlichten wanneer ze weet hebben van partnergeweld. Het Strafwetboek staat in dat geval dus een schending van het beroepsgeheim toe. Met de maatregel wil de regering het aantal feiten van partnergeweld verminderen. Aldus een rapport van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.

Graag had ik u dan ook volgende vragen voorgelegd :

1) Kan u meedelen of, en zo ja, in hoeveel dossiers personen gebonden door het beroepsgeheim daadwerkelijk een dossier inzake partnergeweld is doorgegeven aan Justitie ? Kan u deze cijfers duiden en / of toelichten of deze maatregel naar uw aanvoelen al voldoende gekend is bij de desbetreffende beroepen ? Zo neen, bent u het met me eens dat er dringend een operationaliseerbare informaticatool hieromtrent moet worden uitgewerkt ?

2) U meldt dat een specifiek opleiding en sensibilisering zou moeten worden voorzien voor alle institutionele actoren (onderwijs, volksgezondheid, justitie, politie, immigratie, enz.) en dit om op die manier bij te dragen tot een doeltreffend en tevens op alle niveaus gevoerde beleid inzake partnergeweld.

a) Welke concrete resultaten werden sindsdien geboekt wat betreft specifieke opleiding en sensibilisering ?

b) Kan u zeer concreet toelichten welke opleidingsmodules voor de institutionele actoren worden voorzien ? Wie kan / zal eraan deelnemen ?

c) Kan u zeer concreet toelichten welke concrete stappen sindsdien werden gezet inzake sensibilisering over het beroepsgeheim en de nieuwe wetgeving ? Kan u toelichten wat de projecten, het tijdschema, de budgetten en de inhoud ter zake zijn ?

3) Staat er een draaiboek ter beschikking voor de beroepsgroepen die hiermee worden geconfronteerd opdat zij een leidraad hebben hoe zij hier eventueel mee moeten omgaan, weten welke stappen kunnen worden gezet en welke alternatieve pistes voorhanden zijn en in welke gevallen deze eerder aangewezen zijn ?

Antwoord ontvangen op 25 januari 2017 :

1.Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u in eerste instantie door naar het antwoord van mijn collega, de minister van Justitie Koen Geens. Ook wil ik de aandacht vestigen op het wetsontwerp Gedeeld Beroepsgeheim om casusoverleg mogelijk te maken.

In het Nationaal Actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld 2015-2019 (NAP) is uitdrukkelijk als maatregel opgenomen dat een specifieke methodiek uitgewerkt moet worden inzake de aanpak van partnergeweld voor beroepsgeheimhouders en dit naar analogie met de Nederlandse meldcode. De universiteit van Luik is in opdracht van de Staatssecretaris reeds een eerste ontwerp van zo een ‘meldcode’ partnergeweld aan het ontwikkelen. Dit onderzoek zit op dit moment in zijn finaliserende fase. Hiervoor werd door het IGVM een budget van 50.000 euro contractueel vastgelegd. Het is de bedoeling om, in samenwerking met de betrokken kabinetten en federaties, dit ontwerp in 2017 verder uit te werken, te valideren en te verspreiden naar de betrokken doelgroepen.

2.a. en 2.b. Zowel het voorzien van nieuwe opleidingen en sensibiliseringsacties voor beroepsgeheimhouders rond de nieuwe wetgeving inzake het beroepsgeheim, als het aanpassen van de reeds bestaande opleidingen, maken deel uit van het NAP 2015-2019. Door het onderschrijven van het NAP hebben alle verantwoordelijke ministers elk een eigen engagement aangegaan. Eind 2017 - begin 2018 wordt voor het NAP een tussentijds voortgangsrapport opgesteld door het IGVM waarin de stand van zaken rond alle maatregelen duidelijk zal worden. In tussentijd verwijs ik u, voor het antwoord op uw vraag naar concrete resultaten en specifieke opleidingsmodules, graag door naar de verschillende betrokken ministers, zowel federaal als op niveau van de gemeenschappen en gewesten.

Specifiek voor huisartsen, heeft het IGVM op de huisartsenconferentie van 15 oktober 2016 reeds een vormende presentatie gegeven over het beroepsgeheim en de daarop betrekking hebbende wetgeving.

2.c. en 3. Zoals reeds aangegeven, loopt er sinds augustus 2016 een onderzoek naar een eerste ontwerp voor een meldcode partnergeweld voor medische en psychosociale beroepsgeheimhouders. Het begeleidingscomité van dit onderzoek is samengesteld met vertegenwoordigers uit alle betrokken beroepsfederaties. Het is de bedoeling duidelijke richtlijnen te voorzien voor beroepsgeheimhouders om hun beslissingsproces inzake het al dan niet doorbreken van het beroepsgeheim te structureren. Om tot het eigenlijk ontwerp te komen is er eerst een grondige literatuurstudie gebeurd, met aandacht voor bestaande instrumenten, literatuur en wetgeving in binnen- en buitenland. Daarna is er een vragenlijst opgesteld die naar de verschillende betrokken beroepsgroepen verspreid is. Als laatste fase zijn er focusgroepen georganiseerd over het hele land, waar beroepsgeheimhouders uit alle relevante sectoren aan deelnamen. Het ontwerp in ontwikkeling werd volledig bottom-up ontwikkeld op basis van de resultaten van deze vragenlijst en focusgroepen. Het is de bedoeling om dit eerste ontwerp verder juridisch af te toetsen aan onder meer de nieuwe wetgeving en om het instrument definitief vorm te geven en verder te laten valideren, zodat het effectief verspreid kan worden naar de betrokken beroepsgeheimhouders.