Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9858

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 13 september 2013

aan de minister van Justitie

Cannabis - Vervolgingsbeleid - Omzendbrief - Toepassing in Antwerpen

verdovend middel
handel in verdovende middelen
geldboete
gerechtelijke vervolging

Chronologie

13/9/2013Verzending vraag
12/12/2013Antwoord

Vraag nr. 5-9858 d.d. 13 september 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Onlangs besliste het Antwerpse stadsbestuur om hun drugsbeleid te verstrengen en onmiddellijk een minnelijke schikking te presenteren van 75 euro bij betrapping met cannabis. Met dit eigengereid optreden wijkt het stadsbestuur af van het federale drugsbeleid, want al sinds 2005 heeft het College van procureurs-generaal in een omzendbrief duidelijkheid gecreëerd over de toepassing van de drugswetgeving, waarbij een meerderjarige drie gram of één plantje in zijn of haar bezit mag hebben zonder te moeten vrezen voor vervolging.

Volgens de Liga van Mensenrechten is de maatregel juridisch betwistbaar omdat ze rechtsonzekerheid en juridische willekeur creëert. De stad Antwerpen meent daarentegen dat er niets onwettelijk aan is aangezien er een uitzonderingsbepaling bestaat voor overlast. Wettelijk of niet, de maatregel gaat volledig in tegen het federaal beleid rond drugs, waar steeds voorrang wordt gegeven aan preventie, gevolgd door hulpverlening en dan pas repressie. Deze aanpak wordt nagenoeg door alle experts en betrokken hulporganisaties onderschreven als de juiste en de meest effectieve aanpak.

Hierover stelde ik graag de volgende vragen aan de geachte minister:

1. Hoe beoordeelt de minister de wettelijkheid van de nieuwe maatregelen van het stadbestuur en het parket in Antwerpen? Houdt deze strenge interpretatie juridisch steek? Gaat ze akkoord dat dit rechtsonzekerheid en juridische willekeur creëert? Kan van elk (minimaal) bezit van cannabis a priori zomaar een geval van overlast worden gemaakt?

2. Blijft de minister achter het federaal drugbeleid staan dat in eerste instantie voorrang geeft aan preventie, gevolgd door hulpverlening, en dan pas repressie? Hoe beoordeelt zij de nieuwe maatregelen in Antwerpen in het licht van de federale aanpak? Heeft het stadbestuur hierover voorafgaand overleg gepleegd?

3. Klopt het dat het Antwerps parket geen mensen en middelen heeft om zijn drugssectie uit te breiden? Hoe zal het Antwerps parket de verdrievoudiging van de drugrecherche bij de lokale politie dan opvangen? Zal dit dan geen problemen geven van werkdruk, gebrek aan opvolging en uiteindelijk straffeloosheid en frustratie?

Antwoord ontvangen op 12 december 2013 :

  1. Vooreerst wens ik op te merken dat het hier geen beslissing van het Antwerpse stadsbestuur betreft, maar integendeel een richtlijn van het parket van Antwerpen. Het parket heeft meer bepaald per omzendbrief de bijkomende maatregel in het drugsbeleid ingevoerd om betrapte drugsbezitters (of –gebruikers) strafrechtelijk te beboeten via het systeem van de OMS (onmiddellijke minnelijke schikking) om op die manier de lokale drugsmarkten te verstoren. Dat is verschillend voor bezit en gebruik van cannabis, dan wel van andere drugs, waarvoor respectievelijk een schikking van 75 en 150 euro wordt voorgesteld.

    De maatregel is vooral gericht op het veiligheidsprobleem van de overlast, die de drugshandel op het publieke domein met zich meebrengt, zonder dat daarbij het gezondheidsprobleem of welzijnsprobleem van problematische gebruikers wordt veronachtzaamd. Deze laatste zullen worden verder maximaal doorverwezen naar de (drug-)hulpverlening.

    De specifieke omzendbrief is derhalve niet in strijd met de beginselen van het federale drugsbeleid, zoals omschreven in de COL 2/05. Hierin wordt inderdaad aan het bezit, door een meerderjarige, van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik, de laagste prioriteit in het vervolgingsbeleid gegeven, behoudens wanneer het bezit gepaard gaat met verzwarende omstandigheden of met de verstoring van de openbare orde (bijvoorbeeld) door het verhandelen van drugs in de publieke ruimte).

    Met de omzendbrief wil de Antwerpse procureur des Konings een invulling geven aan deze uitzonderingssituatie, uitgaande van het subsidiariteitsbeginsel dat stelt dat de lokale autoriteiten lokaal het veiligheidsbeleid bepalen. Dat het veiligheidsbeleid in een stad als Antwerpen verschilt van in een landelijke gemeente, is vanzelfsprekend. De maatregel veroorzaakt derhalve niet meer rechtsonzekerheid of willekeur dan het voorschrift uit de COL 2/05 dat er een laagste prioriteit wordt toegekend in het vervolgingsbeleid (hetgeen evenmin de vervolging of repressieve maatregelen a priori uitsluit).

  2. Inderdaad blijf ik achter de beginselen van het federaal drugbeleid staan. Zoals reeds gezegd wordt er ook in de stad Antwerpen verder naar een maximale afstemming gestreefd tussen de dienst samenleven, parket en politie om problematische gebruikers zoveel als mogelijk een begeleiding op maat te bieden.

  3. Wat betreft de capaciteit van het parket van Antwerpen is er op heden nog een tekort van 6 magistraten, op een organiek kader van 58 magistraten. Hiervan zijn er vier openstaande plaatsen, en twee detacheringen. De doorlooptijd van gerechtelijke onderzoeken in drugsdossiers bedraagt gemiddeld 261 dagen tot op het ogenblik van het eerste vonnis ; de specifieke dossiers van drugstrafiek (verbonden met de Antwerpse haven) hebben een gemiddelde doorlooptijd van 265 dagen. Omdat de aanpak van de drugcriminaliteit een prioriteit vormt, zowel in de lokale veiligheidsplannen als van het parket, krijgen deze dossiers verder prioritaire aandacht en neemt het parket de nodige maatregelen om deze snelheid in handelen kunnen handhaven. De huidige drugssectie, bevolkt door drie magistraten en vier juristen, zal vanaf 1 januari 2014 een bijkomende magistraat tellen, en zo mogelijk zelfs twee door interne verschuivingen binnen het parket.