Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9844

van Els Van Hoof (CD&V) d.d. 5 september 2013

aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie

Asielzoekers - Opvang - Opvangnetwerk - Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers - Afbouw - Lokale opvanginitiatieven

illegale migratie
politiek asiel
Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers
sociale voorzieningen
asielzoeker

Chronologie

5/9/2013Verzending vraag
10/10/2013Antwoord

Vraag nr. 5-9844 d.d. 5 september 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ten gevolge van het dalende aantal asielaanvragen en de versnelde behandeling van asielaanvragen is er van een oververzadiging van het opvangnetwerk geen sprake meer. Eind juli kondigde het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (Fedasil) in dat verband aan dat het bezig is met de afbouw van structurele en individuele opvangplaatsen. Het is immers onnodig om opvangplaatsen te bewaren die in onbruik zijn geraakt. Het is echter wel belangrijk dat er voldoende opvang gegarandeerd blijft zodat een opvangcrisis zoals in 2009 te allen tijde wordt vermeden. Hoewel de winteropvang slechts tijdelijke opvangplaatsen garandeert aan asielzoekers en daklozen, moet er ook in dat kader gezorgd worden dat er voldoende opvangplaatsen voorhanden blijven wanneer daar nood aan zou zijn. Het is dan ook de taak van de staatssecretaris om niet enkel massaal opvangplaatsen af te bouwen, niettegenstaande dit positief is in het kader van efficiënte besteding van belastingsmiddelen, maar ook om de vinger goed aan de pols te houden wat betreft een mogelijke toekomstige instroom van asielzoekers. Fedasil spreekt van een afbouw van 7 000 opvangplaatsen. Ze wil een opvangnetwerk in stand houden van 16 000 plaatsen, waarvan 2 000 plaatsen als buffer moeten dienen. Van die 16 000 opvangplaatsen zouden de lokale opvanginitiatieven slechts nog voor 6 000 plaatsen verzorgen. Eerder dit jaar werd een wetsontwerp goedgekeurd in verband met de verplichte organisatie van lokale opvanginitiatieven door de gemeentes (Wetontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn). Nu worden net die opvangplaatsen afgebouwd, terwijl die opvangstructuur (38 euro/dag) goedkoper is dan de structurele opvang (49 euro/dag).

Graag ontving ik van de geachte staatssecretaris een antwoord op de volgende vragen:

1) Is het reduceren van de opvangcapaciteit naar 16 000 opvangplaatsen en 2000 bufferplaatsen een reëel streefdoel, rekening houdend met een mogelijke toekomstige instroom van asielzoekers?

2) Hoeveel asielzoekers maken effectief gebruik van het opvangnetwerk in vergelijking met het aantal asielaanvragen die hangende zijn?

3) Waarom zet Fedasil in op de afbouw van lokale opvanginitiatieven (LOI) en niet meer op de structurele opvang, daar de structurele opvang duurder is en bovendien minder privacy biedt aan asielzoekers? Druist dit niet in tegen de filosofie van bovenvermeld wetsontwerp inzake het verplicht karakter van het regelen van LOI door de gemeentes?

4) Hoeveel geld zal er bespaard worden met de terugschroeving van beschikbare opvangplaatsen?

Antwoord ontvangen op 10 oktober 2013 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vragen.

1. Volgens de voorlopige planning van de evolutie van de opvangcapaciteit is het de bedoeling om op het einde van het jaar 2014 een operationele opvangcapaciteit van ongeveer 18 000 plaatsen te realiseren evenals een bijkomende buffercapaciteit van ongeveer 1 800 plaatsen. In het geval van een plotse en forse stijging van het aantal aankomsten, zal de beschikbare buffercapaciteit geactiveerd worden om elke verzadiging van het opvangnetwerk te vermijden en de nodige tijd te geven om bijkomende maatregelen te treffen.

2. Momenteel aanvaardt de overgrote meerderheid van de asielzoekers, die recht hebben op materiële hulp en die zich bij de dienst Dispatching van het Federaal Agentschap voor opvang van asielzoekers (FEDASIL) aanbieden, de hun voorgestelde materiële hulp en integreert bijgevolg ook effectief in het opvangnetwerk. Dit verhindert echter niet dat, om diverse redenen (vrijwillige vertrek, tewerkstelling, etc.), een deel van de bewoners vervolgens de opvangstructuur verlaten en dit terwijl zij nog steeds recht hebben op materiële hulp.

3. Gezien de sterke daling van de instroom van asielzoekers, is de bezetting in het opvangnetwerk gedaald, zowel in de eerste fase van de opvang bij de opvangcentra als in de tweede fase van de opvang bij de individuele opvangstructuren. Omwille van de versnelde asielprocedure vermindert bovendien de gemiddelde verblijfsduur in het opvangnetwerk waardoor minder opvangplaatsen nodig zijn in de tweede fase.

Maar het is onjuist te stellen dat vooral de lokale opvanginitiatieven beoogd worden bij de afbouw van de opvangcapaciteit. Vorig jaar werd reeds begonnen met de afbouw van de transit- en noodopvangcentra. Onlangs werd ook nog het federale opvangcentrum van Stoumont en het opvangcentrum van het Croix-Rouge te Dinant gesloten. In deze legislatuur zijn er in totaal 2 600 plaatsen verdwenen in de collectieve opvang.

Sinds deze zomer worden ook de individuele opvangplaatsen gesloten, die door de Openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s), CIRE en Vluchtelingenwerk Vlaanderen tijdens de opvangcrisis zijn geopend voor tijdelijke duur. De afbouw van deze tijdelijke opvangcapaciteit volstaat echter niet om de huidige structurele onderbezetting in de tweede fase van de opvang weg te werken. De bijkomende sluiting van individuele opvangplaatsen bij de OCMW’s betreft uitsluitend plaatsen waaraan een groot overschot is. Er is aandacht voor een evenwichtige verdeling. Op die manier beogen we de huidige spreiding van de LOI’s over het grondgebied te bewaren en de individuele opvangstructuren opnieuw financieel beheersbaar te maken voor de OCMW’s en de betrokken Niet-gouvernementele organisaties (NGO’s.)

4. De budgettaire impact kan op dit moment nog niet precies worden geraamd, aangezien dit nog het voorwerp uitmaakt van de lopende budgettaire besprekingen.