Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9616

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 juli 2013

aan de minister van Justitie

de competenties inzake internering binnen de Federale Overheidsdienst Justitie

opname in psychiatrische kliniek

Chronologie

19/7/2013Verzending vraag
20/8/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3505

Vraag nr. 5-9616 d.d. 19 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De voorbije maanden mochten diverse aspecten van de complexe wereld van de internering zich in een toenemende belangstelling verheugen, hoewel verheugen cynisch klinkt als men zich bezint over de soms onpeilbaar diepe ellende verbonden aan de meeste geïnterneerden. De minister is zich hieromtrent zeker bewust en gaf in haar antwoorden en stellingen blijk van een grote bekommernis en een hoge bereidheid om deze echt achtergebleven dimensie binnen justitie de broodnodige beleidsaandacht te schenken.

Zoals voor elke beleidssector of ieder beleidsterrein worden het succes en de slagkracht van een beleid niet alleen bepaald door het wetgevend kader – waarvan wij hopen dat er nog deze legislatuur grote stappen worden gezet – ook niet alleen door de financiële middelen en de kracht van de betrokken politica maar zeker ook door de competenties van een sterk gespecialiseerde en impactrijke administratie. Bekwame en juist geplaatste ambtenaren vormen een onmisbare voorwaarde om een beleid effectief, efficiënt en ook duurzaam te maken. Het gaat hier zeker over de juiste opleiding, vorming en ervaringen maar ook voldoende hoge plaats in de hiërarchie, waardoor het thema voldoende gewicht behoudt in de ambtelijke beslissingscenakels.

Verschillende veldspelers en experts meldden me dat er op de FOD Justitie wat betreft een inventaris van kennis, ervaringen en ambtelijk gewicht over en m.b.t. internering weinig kan worden geoogst. Dit zou zich o.a. uiten door het grote gebrek aan accurate en relevante data over internering. Dat kon ik zelf ondervinden bij het voorbereiden van mijn wetsvoorstel ter zake. In de ambtelijke top zou niemand gespecialiseerd zijn in dit toch wezenlijke onderdeel, waardoor de aandacht hiervoor op scharniermomenten, bij regeringsvorming, ambtelijke memoranda enz. grotendeels zou ontbreken. Ook zou het ambtelijk geheugen hieromtrent amper werkzaam zijn. Daarbij verwijzen deze bronnen o.a. naar het geïntegreerd beleidsplan rond internering van uw voorganger, mevr. Onkelinx, dat blijkbaar in z'n geheel lijkt verdwenen te zijn, de keuze tot de bouw van het Psychiatrisch Observatiecentrum Berkendael, dat ook plots een sublimeerde tot vrouwengevangenis en nog vele andere eerder bedroevende anekdotes.

Hoe evalueert de minister de ambtelijke competenties, slagkracht en situering in de hiërarchie inzake internering binnen de FOD Justitie? Herkent de minister de kritiek van externe experts en gepensioneerde leidend ambtenaren die stellen dat specifiek m.b.t. internering de noodzakelijke competenties enz. erg beperkt aanwezig zijn en dringend een herwaardering behoeven? Aanvaardt de minister de kritiek dat zich door het gebrek aan deze competenties geen duurzaamheid en geheugen qua beleid voor internering kon ontwikkelen en dat mede daardoor de internering een ondergewaardeerd en onderbelicht beleidsthema bleef… tot op vandaag? Beaamt de minister dat een competentiecentrum i.v.m. internering absoluut noodzakelijk is om een beleid ter zake te laten gelukken, maar dat momenteel niet aan die behoefte wordt voldaan? Is de minister bereid om binnen de FOD Justitie een hiërarchisch voldoende hoog gesitueerd competentiecentrum inzake internering te installeren?

Antwoord ontvangen op 20 augustus 2013 :

Expertise en kennisbeheer zijn in de huidige tijden van groot belang. Ook het DG EPI is zich daarvan bewust, en investeert momenteel in de uitbouw van deze domeinen. Het project rond Business Intelligence is daar het beste voorbeeld van. Ook inzake internering kan ik niet akkoord gaan met uw beweringen. 

Binnen het DG EPI is er wel degelijk voldoende expertise aanwezig, zowel op operationeel als op strategisch niveau. Uiteraard kan die expertise verbeteren, maar dit zal gebeuren in het kader van de huidige projecten rond internering, waarin de bouw en de opening van de Forensisch psychiatrische centra centraal staan. Zo worden 4 coördinatoren door Justitie aangeworven (3 zijn reeds in functie) om de samenwerking tussen Justitie enerzijds en de zorgsector anderzijds te vergemakkelijken en om alle initiatieven te ontwikkelen die het mogelijk maken de opvang van geïnterneerden te verbeteren. Dit zal de expertise en het kennisbeheer binnen het DG EPI verder verhogen. 

Ik laat u eveneens opmerken dat de psychosociale diensten de laatste tien jaar aanzienlijk zijn uitgebreid, dat er expertise qua diagnositiek en adviesverlening is opgebouwd en dat de medewerkers van deze psychosociale dienst uitgebreid werden opgeleid met het oog op risicotaxatie en -assessments. De dienst is in staat de wetenschappelijke ontwikkelingen op de voet te volgen.   

Ten slotte merk ik op dat de persoon die internering op de beleidscel van mijn voorgangster Laurette Onkelinx opvolgde, en als dusdanig vertrouwd is met de materie en de toenmalige actieplan, regionaal directeur Noord is bij DG EPI en wel in die hoedanigheid als een topambtenaar beschouwd moet worden. Ook hij volgt het FPC-dossier op en fungeert als contactpersoon voor de externe partners. 

Ik meen dus dat er meer dan voldoende expertise aanwezig is binnen het DG EPI, en dat het niet nuttig is een expertisecentrum op te bouwen.