Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9482

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 5 juli 2013

aan de minister van Justitie

De denkpiste om cannabis te legaliseren en de kweek ervan te regisseren

verdovend middel
handel in verdovende middelen
verkoopvergunning

Chronologie

5/7/2013Verzending vraag
26/7/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3500

Vraag nr. 5-9482 d.d. 5 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het hoeft absoluut geen betoog om het gebruik van cannabis als schadelijk voor de volksgezondheid te veroordelen. Daarmee sluit cannabis naadloos aan in het rijtje van o.a. tabak en alcohol. De bijzonderheid van cannabis ligt uiteraard in de illegaliteit ervan. Deze illegaliteit, zeker i.v.m. productie en verkoop, leidde en leidt naar uitgebreide en nog steeds bijzonder actieve criminele netwerken. Met opvallende regelmaat worden dan ook illegale kwekerijen ontdekt en opgedoekt… waarbij er meteen nieuwe opduiken. Tegelijkertijd beaamt zowat iedereen dat de praktijk van het cannabisgebruik zeer ruim verspreid blijft, zeker niet alleen bij jonge mensen.

De illegaliteit van de cannabiskweek maakt uiteraard de controle van de kwaliteit van het product onmogelijk. Analyses van inbeslaggenomen cannabis bewijzen dat er in toenemende mate schadelijke planten worden verkocht. Dit uit zich in te hoge aanwezigheid van de stof THC, die bij te hoog gehalte zowel hallucinaties als psychoses veroorzaakt.

Experts inzake cannabis luiden daaromtrent de alarmklok en roepen de overheid op om het beleid ter zake, nu gericht op opsporing, bestraffing enz. radicaal te wijzigen. Zonder de schadelijkheid van cannabisgebruik te ontkennen zou een geregisseerde kweek en verkoop van cannabis veel onheil voorkomen. Door de kweek te controleren zou men de aanwezigheid van THC op een aanvaardbaar niveau kunnen houden, daarbij ook ingrijpen op de woekerprijzen en de werking van de criminele netwerken grotendeels neutraliseren. Daarbij zou de overheid ook de torenhoge kosten verbonden aan het repressieve maar niet echt efficiënte beleid kunnen recupereren.

De minister van Volksgezondheid liet optekenen dat zij de inefficiëntie van het huidige cannabisbeleid erkent en verklaarde dat ze over een alternatieve wil nadenken. Uiteraard speelt ook de minister van Justitie hierbij een sleutelrol, want de kern van dit probleem situeert zich in de illegaliteit van cannabis. Ik begrijp de paradox die in deze ontwikkeling schuilt. De onmiskenbare schadelijkheid van het cannabisgebruik maakt elke roep om legalisering controversieel en tegelijkertijd wordt het gebruik van de legale maar eveneens schadelijke producten zoals tabak en alcohol via allerlei overheidsinitiatieven systematisch ontmoedigd. De mogelijkheid om cannabis te legaliseren staat dus haaks op een ontradingsbeleid voor andere risicodragende producten, maar het niet legaliseren vormt een toenemend gevaar voor de volksgezondheid, stimuleert criminele netwerken en de illegaliteit van cannabis verhoudt zich problematisch tot de legaliteit van alcohol en tabak. Dit alles stelt de minister van Justitie voor een dilemma.

Op welke wijze evalueert en waardeert de minister de oproep van cannabisexperts om de huidige repressieve maar helemaal ondoelmatige repressieve aanpak van cannabis radicaal te wijzigen in een legalisering, waarbij de overheid een regie zou verkrijgen op zowel de controle van de kwaliteit als de prijs. Bevestigt de minister dat de cannabis die momenteel in grote hoeveelheden wordt verkocht en verbruikt in ons land, vaak van slechte tot gevaarlijke kwaliteit is, o.a. door een duidelijk te hoge aanwezigheid van THC? Beaamt de minister dat deze slechte kwaliteit, die o.a. leidt naar hallucinaties en psychosen, een acuut gevaar voor de volksgezondheid betekent en dat Justitie daarom een aangepast beleid ter zake moet ontwikkelen? Kan de minister bevestigen dat de huidige repressieve aanpak, gericht op opsporing, veroordeling, gevangenissen, verzorging van ongewenste effecten enz., niet echt als effectief en efficiënt mag worden geëvalueerd, zoals het nog steeds ruim verspreid gebruik van cannabis bewijst?

Is de minister bereid om binnen deze prangende paradox toch een beleidskeuze te maken? Welke argumenten, afwegingen en feiten zijn voor de minister bij het maken van deze keuze het meest doorslaggevend?

Hoe evalueert de minister de mogelijke keuze van haar minister van Volksgezondheid om bijv. voor de eigen kweek en verkoop van cannabis een proefproject te ontwikkelen?

Antwoord ontvangen op 26 juli 2013 :

Het standpunt van de regering inzake (soft)drugs is recentelijk niet gewijzigd, waardoor nog steeds verwezen kan worden naar de Gemeenschappelijke Verklaring van de Interminsteriële Conferentie Drugs van 25 januari 2010, en in het bijzonder voor wat betreft de justitiële aanpak van het bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik naar de omzendbrief COL 2/2005 van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal. Hierdoor wordt aan het bezit, door een meerderjarige, van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik de laagste vervolgingsprioriteit gegeven, uitgezonderd wanneer het bezit gepaard gaat met verzwarende omstandigheden of verstoring van de openbare orde. In overeenstemming met internationale verdragen is cannabis, volgens de Belgische drugswetgeving, nog altijd een illegale drug. Het bezit van illegale drugs is en blijft strafbaar. Het is aan het openbaar ministerie om op grond van het opportuniteitsbeginsel te oordelen in welke gevallen alsnog wordt vervolgd en welke zaken de laagste vervolgingsprioriteit krijgen en derhalve zonder meer worden geseponeerd.

Meer concreet :

1. Het Nationaal Veiligheidsplan blijft onverkort van toepassing. Hierin staat drugs inderdaad opgenomen als prioriteit, met in het bijzonder de import en de export van cocaïne, de productie en de smokkel van synthetische drugs en cannabis en de verkoop van drugs (dealen).

2. Er werd nog geen (formeel) overleg gepleegd. De Interministeriële Conferentie Drugs en de Algemene Cel Drugs die deze conferenties voorbereidt, vormt het ideale forum om aanpassingen van het drugsbeleid te bespreken. Een legalisering van cannabis (in concreto een aanpassing van art. 1 van het koninklijk besluit van 31 december 1930) is hierop nog niet aan bod gekomen.

3. De regering heeft nog niet beslist hierin mee te stappen, waardoor er van “hoofdargumenten” ook nog geen sprake kan zijn.

4. Drugs is in eerste instantie een problematiek voor Volksgezondheid. Meer nog dan bij de vorige vragen, verwijs ik bij deze vraag volledig naar mijn collega, mevrouw de minister, bevoegd voor Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.