Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9095

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 mei 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Doodstraf - Verenigde Staten - Texas - Acties

Verenigde Staten
doodstraf

Chronologie

23/5/2013Verzending vraag
15/10/2013Antwoord

Vraag nr. 5-9095 d.d. 23 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Texas nadert de 500ste executie sinds de doodstraf daar in 1982 weer werd ingevoerd. Een derde van het totale aantal executies in de Verenigde Staten vindt in Texas plaats. De voltrekking van de doodstraf in Texas is niet onomstreden. Zo werden er eerder mensen geëxecuteerd die geestesziek waren of geen goede juridische bijstand kregen. Bovendien werden enkele mensen terechtgesteld van wie men achteraf met zekerheid kan zeggen dat ze niet schuldig waren aan het misdrijf waarvoor ze werden geëxecuteerd.

Onderzoeken hebben ook stelselmatig aangetoond dat de doodstraf in de VS disproportioneel wordt toegepast op etnische minderheden en arme blanken, niet toevallig altijd personen die zich geen dure competente advocaat kunnen veroorloven in het Amerikaanse rechtssysteem.

We vernemen dat de Vlaamse minister-president Kris Peeters en de Nederlandse regeringsleider Mark Rutte in juli samen naar Texas trekken voor een handelsmissie. Texas vormt een belangrijke economische partner omwille van de olie-, gas en (petro)chemieclusters in en rondom Rotterdam en Antwerpen. Ook op het gebied van havens, logistiek en technologische ontwikkeling en innovatie is deze Amerikaanse staat erg belangrijk.

Hierover volgende vragen.

1) Heeft België in het recente verleden acties ondernomen tegen de doodstraf in de Verenigde Staten en meer bepaald in Texas? Indien ja, welke? Zo neen, waarom niet? Hoe rijmt dat met het regeerakkoord en met de vele eerdere verklaringen dat dit een prioriteit is voor België?

2) Hoe ontwikkelt het Belgische beleid tegen de doodstraf zich verder? Wat wordt er nog gedaan/gepland met het oog op de (universele) afschaffing van de doodstraf? Hebben de federale regering en de EU hierover een actieplan of nog verdere plannen?

3) Neemt België zijn overwegingen rond mensenrechten en meer specifiek rond de doodstraf mee wanneer het aan economische diplomatie doet? Bestaat hieromtrent enige afstemming of overleg met de gemeenschappen?

Antwoord ontvangen op 15 oktober 2013 :

  1. Zoals ik al in eerdere vragen van u over dit onderwerp antwoordde, treedt België in Europees verband op in dit dossier en dit in lijn met de Europese Unie (EU) richtsnoeren inzake de doodstraf, waarover ik u eerder informeerde en die recent – april 2013 – werden geactualiseerd. Zowel voor de EU als voor België blijft de afschaffing van de doodstraf immers een prioriteit. Concreet blijft de EU démarches uitvoeren in individuele gevallen. De EU blijft ook de Amerikaanse regering (federaal en staten) informeren over de EU-houding ten opzichte van individuele gevallen en de doodstraf in het algemeen. Ook voedt de EU het publieke debat over de noodzaak om de doodstraf af te schaffen door samenwerking met Niet gouvernementel organsisaties (NGOs) die ijveren voor de afschaffing van de doodstraf en die financiering ontvangen van de EU via het Europees instrument voor mensenrechten en democratie (EIDHR). Concreet nam de Belgische Ambassade in Washington recent deel aan een workshop van de Britse NGO “Reprieve” over wat een effectieve tussenkomst inhoudt tegen de doodstraf.

  2. België blijft erg actief op het dossier van de doodstraf, zoals ik onlangs heb aangegeven in mijn toespraak tijdens de Slotceremonie van het Vijfde Wereldcongres tegen de Doodstraf in Madrid op 15 juni jongstleden.

    In maart van dit jaar heeft de Mensenrechtenraad bij consensus een Belgische resolutie aangenomen over de rechten van kinderen van ter dood veroordeelde of geëxecuteerde ouders. Deze resolutie voorziet in de organisatie van een paneldiscussie in de Verenigde Naties tijdens de septembersessie van de Mensenrechtenraad. Dat panel zal aanbevelingen doen aan de landen die nog altijd de doodstraf toepassen. De aanbevelingen zullen gaan over hoe deze landen beter de rechten van kinderen van ter dood veroordeelden kunnen beschermen en hoe ze die kinderen de juiste bijstand en bescherming kunnen bieden.

    Verder blijft ons land een actief lid van de “Groep van Vrienden van het Tweede Facultatief Protocol”, waarover ik u ook reeds eerder informeerde. Deze groep is opgevat als een informele lobbygroep die zowel Staten als NGOs verenigt die zich inzetten voor de afschaffing van de doodstraf door te ijveren voor de ratificatie van het Tweede Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. De drijvende kracht achter deze groep is de NGO ‘Wereldcoalitie tegen de doodstraf’, waarmee ons land nauw samenwerkt. Deze NGO ontvangt trouwens een financiering van België voor haar werk tegen de doodstraf.

    Meest recent heb ik beslist dat België ook lid zal worden van de steungroep van de Internationale Commissie tegen de Doodstraf. Deze Commissie, die in 2010 werd opgericht te Madrid en bestaat uit een aantal persoonlijkheden met internationaal aanzien op het vlak van mensenrechten, zoals Louise Arbour en Robert Badinter, zet zich in voor de afschaffing van de doodstraf. De Commissie wordt bijgestaan door een steungroep die bestaat uit een crossregionale groep van een kleine twintig landen, die voorstander zijn van de afschaffing van de doodstraf.

    Tot slot blijft België uiteraard verder de kwestie van de doodstraf aankaarten in bilaterale contacten en in zijn UPR interventies.

  3. Uiteraard neemt ons land zijn overwegingen rond mensenrechten en meer specifiek rond de doodstraf mee in het kader van onze economische diplomatie. Ik zie ter zake ook geen enkele tegenstrijdigheid, zeker wat betreft het dossier doodstraf, wel integendeel eerder een complementariteit. De Gemeenschappen en Gewesten zijn op de hoogte van het bestaan van de EU richtsnoeren inzake de doodstraf en ook van de EU Verordening met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.