Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8806

van Wilfried Vandaele (N-VA) d.d. 19 april 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

Het onderzoek van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie

Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie
communicatietarief
teledistributie
verhouding land-regio
verdeling van de bevoegdheden

Chronologie

19/4/2013Verzending vraag
21/5/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3178

Vraag nr. 5-8806 d.d. 19 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de Kamercommissie voor de Infrastructuur presenteerde de minister gisteren enkele conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de internationale prijzenstudie van het BIPT. Het ging over:

- de prijzen voor mobilofonie (inclusief pre-paid), voor vaste telefonie en internet. Die prijzen lijken in orde.

- de prijzen voor smart-phone gebruik: hier rijzen problemen

-de prijzen voor triple play: die zijn te hoog in vergelijking met onze buurlanden.

Eén van de conclusies is dat er wellicht onvoldoende concurrentie is op de markt van de televisiedistributie.

Telecom is een federale bevoegdheid, maar alles wat met media te maken heeft, is de bevoegdheid van de gemeenschappen. Het verbaast me dan ook dat het BIPT, dat zich met de federale dimensie moet bezighouden, als punt 10 van de opgesomde acties die het nog wil ondernemen, zegt: "Er zal door het BIPT een onderzoek worden gevoerd naar de zo snel mogelijke implementatie van technologie-neutrale apparatuur (modem, tv-settopbox) zodat de consument eenvoudiger van operator kan veranderen zonder deze apparatuur telkens te wijzigen".

Die actie komt duidelijk op het terrein van de gemeenschappen, die bevoegd zijn voor media. De discussie over decoders en digiboxen over de verhouding tussen de distributeurs en de omroepen, en over de vergoeding van de rechten, wordt momenteel in het Vlaams parlement volop gevoerd. Er ligt in dat verband zelfs een decreet "signaalintegriteit" ter tafel.

Graag kreeg ik een antwoord op volgende vragen.

Deelt de minister mijn aanvoelen dat het BIPT zich hier voorneemt een actie te ondernemen die niet echt tot zijn bevoegdheid behoort, maar tot de bevoegdheid van de gemeenschappen? Is de minister van plan het BIPT hierover aan te spreken en te vragen toch minstens de Vlaamse regulator voor de Media (VRM) en de Conseil Supérieur de l'Audiovisuel (CSA) te betrekken?

Antwoord ontvangen op 21 mei 2013 :

Ik heb de eer in antwoord op de door het geacht lid gestelde vraag het volgende mee te delen.

Voor alle duidelijkheid moet worden opgemerkt dat de opgesomde acties voorstellen uitmaken die ik als minister heb geformuleerd naar aanleiding van de presentatie van de prijzenstudie van het Belgisch Instituut voor de Post- en telecommunicatiediensten (BIPT). De prijzenstudie zelf bevat geen voorstellen maar beperkt zich tot een weergave van de prijzen in vergelijking met buurlanden.

Wat de vraag over de bevoegdheidsverdeling betreft, moet worden opgemerkt dat de wetgever aan de federale regulator, het BIPT, bevoegdheden inzake apparatuur toevertrouwt (wet van 13 juni 2005 betreffende elektronische communicatie, art. 32 e.v.). Het is meer bepaald in dat kader dat het BIPT voor de breedbandmodems het besluit van 23 december 2011 betreffende de interoperabiliteit van de CPE’s in het kader van het WBA VDSL2-referentieaanbod heeft genomen.

Laten we evenwel stellen dat een settopbox het laatste netwerkelement vormt vlak voor het televisietoestel.

De materiële bevoegdheid inzake de netwerken vloeit voort uit de bevoegdheid over de inhoud die wordt vervoerd via deze netwerken of netwerkelementen. Dat verwijst naar de arresten die het Grondwettelijk Hof heeft geveld in de jaren 1990-1991.

Het zijn, per definitie, omroepsignalen die circuleren in een settopbox.

De gemeenschappen zijn dus bevoegd voor dat netwerkelement.

Er moet echter worden opgemerkt dat de Vlaamse of de Franse Gemeenschap niet exclusief kunnen bevoegd zijn over deze omroepsignalen, wat betekent dat in het tweetalige gebied van Brussel-Hoofdstad, de Federale Staat bevoegd is voor de settopboxen.

De federale regulator is bijgevolg volkomen bevoegd om zich te buigen over de kwestie van de technologische neutraliteit van de modems en andere decoders, inclusief de settopboxen.

Wat er ook van zijn, elk federaal (of in dit geval gemeenschaps-) initiatief, zowel reglementair als regulerend, zou uiteraard op voorhand moeten worden besproken met de gemeenschappen (of de federale bevoegde instantie), zoals bepaald in het samenwerkingsakkoord van 17 november 2006. Zo werd bijvoorbeeld aan de gemeenschapsregulatoren kennis gegeven van het ontwerp-“modembesluit” van het BIPT, waarvan zopas sprake.