Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8680

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 5 april 2013

aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Federale musea - Toekomst

museum
federale wetenschappelijke en culturele instellingen

Chronologie

5/4/2013Verzending vraag
24/7/2013Rappel
28/4/2014Einde zittingsperiode

Vraag nr. 5-8680 d.d. 5 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De federale musea herbergen een uiterst belangrijk deel van het cultureel erfgoed van ons land. In vergelijking met bijvoorbeeld de collecties van de Vlaamse musea steken die van de Belgische er met kop en schouders bovenuit. Dit staat echter in fel contrast met het beheer en de ontsluiting van deze collecties. Terwijl men met musea als Mu.ZEE, Muhka, Museum M, SMAK internationaal kan uitpakken, blijven de federale musea hangen in een stoffig model zoals we dat kennen uit het midden van de vorige eeuw. Bovendien doen er zich allerlei problemen voor met de infrastructuur, waardoor de collecties zelf in gevaar komen. Al jaren regent het hierover klachten van klokkenluiders en wetenschappers.

Nochtans bezitten de federale musea enorm veel potentieel. Niet enkel de collecties, maar ook vele van de mensen die er werken zijn zeer hoog opgeleid en stuk voor stuk specialisten in hun materie. Helaas geraken ook zij gedemotiveerd door het wanbeheer en gebrek aan transparantie en inspraak.

Op 10 juli 2012 tekende de minister de nieuwe bestuursovereenkomst met het departement Wetenschapsbeleid. Deze overeenkomst hertekent de structuur van de federale instellingen grondig. Het plan omvat onder meer de oprichting van verschillende afdelingen of polen. Bedoeling was om de reorganisatie tegen 1 januari 2013 te voltooien. Als reactie schreven een vijfentwintigtal vooraanstaande academici een open brief om hun ongerustheid te uiten over deze verregaande hervormingen, vooral omdat deze zonder wezenlijk overleg en zonder een grondige doorlichting plaatsvonden.

Hierover stelde ik graag de volgende vragen aan de geachte staatssecretaris:

1. Is deze reorganisatie inmiddels doorgevoerd? Zo neen, wat is daarbij de stand van zaken en welke knelpunten doen er zich voor? Wanneer denkt de staatssecretaris deze reorganisatie te kunnen afronden?

2. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de kritiek van de vijfentwintig vooraanstaande experts en academici dat deze reorganisatie heeft plaatsgevonden zonder wezenlijk overleg of voorafgaande grondige doorlichting? Kan de staatssecretaris deze kritiek ten gronde weerleggen?

3. Werden de gemeenschappen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betrokken bij de plannen voor deze reorganisatie? Zo ja, op welke wijze gebeurde dit? Zo neen, waarom niet?

4. Gaat de staatssecretaris ermee akkoord dat de hervormingen met betrekking tot het erfgoed van ons land deel moeten uitmaken van een breed maatschappelijk en wetenschappelijk debat? Op welk wijze zal de staatssecretaris ervoor zorgen dat er in de toekomst op een meer transparante en participatieve manier kan worden gewerkt?

5. Plant de staatssecretaris een evaluatie van deze reorganisatie? Zo ja, wanneer en hoe is deze gepland en zal hij het resultaat daarvan voorleggen aan het Parlement?