Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8099

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 11 februari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Politieagenten - Fysiek en verbaal geweld - Voorbereiding - Weerbaarheid - Bevraging - Beleid

politie
geweld
lichamelijk geweld
slachtoffer
beroepsopleiding
gemeentepolitie

Chronologie

11/2/2013Verzending vraag
23/4/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8099 d.d. 11 februari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Weinigen betwisten dat politiemensen soms in extreem moeilijke omstandigheden moeten optreden. De talrijke daden van zowel fysiek als verbaal geweld illustreren dit. De grootstedelijke context vormt zeker, maar niet uitsluitend, een bijzondere uitdaging. Dit blijkt bij de rekrutering, maar ook met betrekking tot het behoud van politiemensen in de grootstedelijke agglomeraties. Het Comité P organiseerde recentelijk een schriftelijke enquête bij Brusselse politieagenten, met als resultaat dat meer dan 50 % van de respondenten getuigde al slachtoffer te zijn geweest van verbaal en ruim 30 % van fysiek geweld. In die getuigenissen werd bijna steeds verwezen naar een gebrekkige opleiding hieromtrent.

Hierover de volgende vragen.

1) Hoe evalueert de minister de resultaten van de enquête bij de Brusselse politie over het slachtofferschap van verbaal en fysiek geweld? Bevestigt zij dat het hier gaat over een erg belangrijk probleem, dat niet alleen diep ingrijpt op de werking van de betrokken politiebeambten als persoon, maar eveneens op de rekrutering, zeker in grootstedelijke omgevingen?

2) Aanvaardt de minister de kritiek dat de opleidingen en vormingen van politieagenten niet voldoende inspelen op de omgang met verbaal en fysiek geweld? Al eerder ontving ik een antwoord op vergelijkbare vraag met opgave van het curriculum dat wordt opgelegd, maar blijkbaar volstaat dat niet. Overweegt de minister om de vorming/opleiding hieromtrent kritisch te onderzoeken (of gebeurde dit reeds) en aan dit aspect meer aandacht te besteden? Zo ja, hoe en wanneer zal die aandacht in concrete programma's en wijzigingen worden vertaald? Zo neen, vindt de minister het verantwoord om niet op de verzuchtingen van het politiepersoneel in te spelen?

Antwoord ontvangen op 23 april 2013 :

1. In 2010, als gevolg van incidenten te Brussel, heeft de Senaatsvoorzitter het Comité P gevraagd het gebruik van vuurwapens te onderzoeken. Op eigen initiatief heeft het Comité P de scope van het onderzoek uitgebreid tot de problematiek van geweld tegen politiemensen en in oktober 2011 een aantal aanbevelingen geformuleerd.

Ikzelf heb van de strijd tegen het geweld tegen de politie een prioriteit gemaakt.

Wij hebben dus een echte strategie met betrekking tot het geweld tegen de politie en wij hebben ook een actieplan opgesteld met de verschillende vakbonden. Er werden reeds een aantal teksten ten gronde besproken. Ik verwijs naar:

  1. de publicatie op 8 maart 2013 van de ministeriële omzendbrief GPI 72 betreffende de rechtshulp aan personeelsleden van de politiediensten die slachtoffer zijn van gewelddaden of valse klachten gepubliceerd;

  2. een ontwerp koninklijk besluit (KB) met betrekking tot het uniformiseren van de arbeidstijdorganisatie voor de personeelsleden die zich in eigen persoon burgerlijke partij stellen;

  3. een ontwerp koninklijk besluit betreffende de “herplaatsing binnen de geïntegreerde politie” van politiemensen die slachtoffer van geweld zijn;

  4. een ontwerp koninklijk besluit betreffende de “Onkostennota Arbeidsongevallen en beroepsziekten”, waarbij de honoraria van de arts die het slachtoffer bijstaat tijdens de procedure voor de Administratieve Gezondheidsdienst niet meer terugbetaald maar geprefinancieerd worden door de werkgever.

Het Comité P vindt het niet aangewezen in dit stadium besluiten te trekken of aanbevelingen te formuleren. Dat zal gebeuren na een evaluatie van het geheel van maatregelen.

2. Op 6 september 2012 heb ik een vergadering georganiseerd met onder meer de politievakbonden en het departement Justitie. Die vergadering resulteerde in de oprichting van vier werkgroepen, namelijk inzake preventie en opleiding, fenomeenanalyse, nazorg en begeleiding en de sancties vanwege Justitie. Tijdens een tweede plenaire vergadering werden dertien engagementen aangegaan.

De werkgroep “preventie en opleiding” beveelt aan:

Deze aanbevelingen worden momenteel uitgediept, tenende ze in uitvoering te brengen.