Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7990

van Elke Sleurs (N-VA) d.d. 29 januari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Toediening van geneesmiddelen in ziekenhuizen - Farmaceutische specialiteiten - Forfaitaire vergoeding

farmaceutisch product
geneesmiddel
ziekenhuis
geografische spreiding

Chronologie

29/1/2013Verzending vraag
12/12/2013Herkwalificatie
17/1/2014Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4483

Vraag nr. 5-7990 d.d. 29 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sedert 1 juli 2006 bestaat er in de acute ziekenhuizen (met minstens een dienst C, D en/of E-dienst) een systeem van forfaitaire vergoeding van toegediende farmaceutische specialiteiten per verblijf, onafgezien het reële verbruik.

Het forfait van farmaceutische specialiteiten van elk ziekenhuis wordt berekend op basis van een nationaal gemiddelde kostprijs per APR-DRG en per graad van ernst. Het forfait per APR-DRG en per ernstgraad zou de volledige kostprijs van farmaceutische specialiteiten in algemene ziekenhuizen moeten dekken voor die APR-DRG.

Intussen zijn er al heel wat gegevens beschikbaar omtrent dit ingestelde forfait en zijn er ook nieuwe geneesmiddelen op de markt bijgekomen die al dan niet tot de forfaitlijst behoren.

Graag had ik van de minister een antwoord op de volgende vragen:

1) Kunt u me een overzicht geven van het budget dat werd verbruikt als forfait, en dit voor de jaren 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012? Graag kreeg ik de gegevens per gewest.

2) Meent u dat er voldoende correlatie is tussen het forfaitaire budget en het effectieve verbruik (kost) van de desbetreffende farmaceutische specialiteiten in academische ziekenhuizen?

a) Is er een verschil tussen de gewesten?

b) Hoe wordt rekening gehouden met patiënten die getransfereerd worden van een regionaal ziekenhuis naar een academisch ziekenhuis en dus reeds een hoge ernstgraad hebben? Volgens bepaalde studies zou onder andere de ernstgraad 4 ervoor zorgen dat het forfait niet kostendekkend is.

3) Meent u dat er voldoende correlatie is tussen het forfaitaire budget en het effectieve verbruik (kost) van de desbetreffende farmaceutische specialiteiten in regionale ziekenhuizen?

a) Is er een verschil tussen de gewesten?

4) Doordat het forfait niet altijd kostendekkend is, zoeken de ziekenhuizen alternatieven. Zo gaat men onder andere meer en meer de toediening van niet dringende medicatie, zoals bijvoorbeeld voor osteoporose, uitstellen totdat de patiënt op consultatie komt, of stelt men daghospitalisatie voor indien mogelijk.

a) Wat is uw visie hieromtrent?

Antwoord ontvangen op 17 januari 2014 :

1) De uitsplitsing per gewest van het budget (in EUR en in %) voor de forfaitarisering van de geneesmiddelen sinds de invoering ervan wordt in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1

2) Bij de 7 universitaire ziekenhuizen bedraagt de gemiddelde correlatie tussen de werkelijke uitgaven en het nationale gemiddelde per APR-DRG/ graad van ernst voor de “inlier”-verblijven 0,67. De relatie tussen de (geforfaitariseerde) werkelijke uitgaven per APR-DRG/ graad van ernst en het nationale gemiddelde dat daarmee overeenstemt kan dus als “positief en sterk” worden bestempeld. 

Tabel 2 (D= Deciel, Q= Kwartiel)

a) Uit tabel 3 blijkt dat er tussen de gewesten kleine verschillen bestaan voor de universitaire ziekenhuizen van het Vlaams Gewest (0.69) en die van Brussels Hoofdstedelijk (0.64). Die correlatie kan nog altijd als positief en sterk worden bestempeld.

Tabel 3

b) De ziekenhuizen die patiënten opnemen die definitief van een ander ziekenhuis worden overgebracht, factureren het forfait per opname. De consumptie van die patiënten wordt volledig opgenomen in de berekening van het forfait van de ziekenhuizen.

De multipartite overlegstructuur heeft verschillende aspecten van de forfaitarisering van de geneesmiddelen (de oncologische verblijven, de overleden patiënten, de groepering van de graden van ernst, …) reeds uitgebreid onderzocht zonder ooit een systematische fout in het voordeel of in het nadeel van bepaalde ziekenhuizen of bepaalde types van patiënten vast te stellen.  

3) Voor de niet-universitaire ziekenhuizen bedraagt de gemiddelde correlatie tussen de werkelijke uitgaven en het nationale gemiddelde per APR-DRG/ graan van ernst voor de “inlier”-verblijven 0,68. De relatie tussen de (geforfaitariseerde) werkelijke uitgaven per APR-DRG/ graad van ernst en het nationale gemiddelde dat daarmee overeenstemt kan dus als “positief en sterk” worden bestempeld.

De verschillen tussen de gewesten zijn praktisch onbestaande.

4) Nogmaals, uit de analyses van de multipartite overlegstructuur (beschikbaar op de website van de Federal Overheidsdeinst (FOD) Volksgezondheid) blijkt dat de forfaitarisering van de geneesmiddelen voor de ziekenhuissector niet negatief was. Als men een “winst” of een “verlies” berekent als zijnde het verschil tussen hetgeen de ziekenhuizen werkelijk hebben geïnd in de loop van het jaar (forfait per opname + 25% bij de handeling) en hetgeen zij zouden hebben geïnd in het “oude systeem” (25% bij de handeling “omgezet” in 100%), dan is dat verschil immers positief.

 

Jaar 1

1/7/2006=> 30/06/2007

Jaar 2

1/7/2007=> 30/06/2008

Jaar 3

1/7/2008=> 30/06/2009

Jaar 4

1/7/2009=> 30/06/2010

Jaar 5

1/7/2010=> 30/06/2011

Forfait per opname (1)

258.839

263.690

250.485

234.666

223.401

Deel tegen 25%

(2)

77.414

78.514

78.186

72.790

70.677

Subtotaal

(3) = (2) + (1)

336.253

342.204

328.671

307.456

291.078

Omzetting van de prijs tegen 25% naar de prijs tegen 100% (4)

301.756

306.150

304.754

282.118

274.948

WINST (3)-(4)

34.497

36.054

23.917

25.338

19.130

Werkelijke uitgaven versus budget

96,8%

97,8%

98,6%

100.1%

99.8%

Tabel 4

Bovendien heeft de multipartite overlegstructuur ook aangetoond dat de negatieve gevolgen, zoals deze die u vermeldt in uw vraag, beperkt zijn gebleven.

Tot slot verduidelijk ik dat de redenering die erin zou bestaan de geneesmiddelen die de patiënt nodig heeft niet af te leveren tijdens het verblijf tot een vermindering van de consumptie en dus op termijn tot een vermindering van het budget voor de forfaitarisering zal leiden.