Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7948

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 januari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

De opmars van het bof-virus en de nood aan een beter vaccin

vaccin
infectieziekte
farmaceutische industrie
epidemie

Chronologie

23/1/2013Verzending vraag
22/2/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2842

Vraag nr. 5-7948 d.d. 23 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds maart vorig jaar teistert het bof-virus ons land, met in Vlaanderen gemiddeld 150 meldingen per maand. De voorlopige piek lag in juni, met 400 meldingen bij het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid. De Vlaamse minister van Volksgezondheid voerde al een meldingsplicht in. Blijkbaar bereikte het virus ons via Nederland en slaat het toe bij een generatie die op jonge leeftijd geen inenting kreeg. Zo zou enkele decennia geleden slechts 75% à 80% van de zuigelingen zijn ingeënt tegen "dikoor", terwijl het cijfer momenteel op 98% ligt. Hoewel de ziekte relatief onschuldig is, veroorzaakt ze toch veel ongemak bij de patiënten. De kans op besmetting ligt hoog en besmetting door het bofvirus kan ook leiden tot een infectie van de teelbal (20%)respectievelijk de eileider (5%).

Viroloog Van Ranst stelt zich ernstige vragen bij de kwaliteit van het huidige vaccin. Dit zou niet meer optimaal werken. Er is daarom nood aan een vernieuwd, krachtig werkzaam vaccin, maar dat lijkt niet op komst. Van Ranst verwijst naar de hoge ontwikkelingskost van dit vaccin en de geringe bereidheid van de farmasector om erin te investeren.

Is het opvallend toenemend aantal patiënten met bof zichtbaar in het ganse land of beperkt het fenomeen zich vooral tot Vlaanderen? Bevestigt de minister dat het hier gaat om een onrustbarende evolutie? Beaamt de minister de analyse van experts dat het huidige vaccin niet meer optimaal beschermt en dat er daarom nood is aan een vernieuwd, krachtiger werkzaam vaccin? Hoe evalueert de minister de vaststelling dat de farmaceutische industrie momenteel niet bezig is met de ontwikkeling van dergelijk vernieuwd vaccin, omdat de kosten ervan niet opwegen tegen de mogelijke winsten? Vindt de minister dat de overheid hieromtrent initiatieven moet nemen of laat zij de ontwikkeling van een nieuw vaccin over aan de - meestal betwistbare - regels van de vrije markt?

Antwoord ontvangen op 22 februari 2013 :

Eerst en vooral wil ik er nogmaals aan herinneren dat het vaccinatiebeleid een bevoegdheid is van de Gemeenschappen. Om te antwoorden op uw vragen kan ik u evenwel zeggen dat het hier niet gaat om een specifiek Belgisch of Vlaams probleem. De inentingsdekking voor adolescenten is te klein. Het bofvaccin werd in België in 1984 ingevoerd, met destijds één enkele dosis. In 1996 werd een tweede dosis toegevoegd. Bijgevolg zijn de jongeren onder de 16 jaar correct ingeënt, maar zijn de volwassenen die vóór 1996 werden ingeënt onvoldoende beschermd. Dat is overigens ook een probleem voor mazelen en rode hond. Om nu op uw vraag te antwoorden: er is geen sprake van een verontrustende tendens. We moeten in elk geval waakzaam en vooruitziend blijven, en de artsen aanbevelen om de vaccinatietoestand van hun patiënten goed na te gaan. Het vaccin zelf vormt voor de bevolking een doeltreffende bescherming. Zoals ik al zei, ligt het probleem meer bij de onvoldoende dekking van de ingeënte patiënten van vóór 1996. Verschillende farmaceutische bedrijven voeren onderzoek, naar dit en andere vaccins. Dat vergt grote investeringen, maar, zoals gezegd, het bestaande vaccin doet zijn werk. Een nieuw vaccin lijkt niet nodig.