Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7623

van Gérard Deprez (MR) d.d. 19 december 2012

aan de minister van Justitie

De vermindering van het aantal verzoeken tot herstel in eer en rechten

strafblad
strafverjaring
officiële statistiek

Chronologie

19/12/2012Verzending vraag
21/1/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2654

Vraag nr. 5-7623 d.d. 19 december 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

Volgens de informatie die aan de pers werd bezorgd door het hoofd van de dienst Centraal strafregister bij de FOD Justitie zijn er in België meer dan 3 miljoen personen die ooit werden veroordeeld en dus een strafblad hebben. 75% van die veroordelingen betreffen mannen en 43,5% betreft personen ouder dan 60 jaar. Die cijfers moeten echter worden genuanceerd: 65% van de strafbladen ontstaan door veroordelingen door politierechtbanken. Er zijn dus geen 3 miljoen gevaarlijke personen op ons grondgebied.

In Belgisch recht bestaan twee mechanismen om een einde te maken aan het verlies van rechten die uit de veroordeling voortvloeien (bijvoorbeeld stemrecht en recht om verkozen te worden), om te verhinderen dat de veroordeling op het uittreksel van het strafregister wordt vermeld en ze als basis kan dienen voor een geval van recidive .

In de eerste plaats betreft het de uitwissing, een mechanisme dat uitsluitend bestaat voor de politiestraffen De uitwissing gebeurt automatisch na een termijn van 3 jaar te rekenen van de dag van de definitieve rechterlijke beslissing. Die procedure is volledig kosteloos en er is geen enkele voorwaarde aan verbonden met betrekking tot de afwezigheid van een veroordeling gedurende de bepaalde termijn.

Het tweede mechanisme is het herstel in eer en rechten. Die procedure is niet automatisch. Een verzoek waarin de veroordeling of de veroordelingen worden vermeld waarvoor het eerherstel wordt gevraagd moet per post aan de procureur des Konings worden gericht van het arrondissement waarin de betrokkene woont. Om eerherstel te kunnen krijgen moet de aanvrager gedurende een bewijsperiode die tussen de drie en de tien jaar kan lopen, afhankelijk van de uitgesproken straf, een woonplaats gehad hebben in België of in het buitenland en blijk hebben gegeven van verbetering en van goed gedrag. De betrokkene moet ook zijn vrijheidsstraf hebben uitgezeten, de geldstraffen waartoe hij veroordeeld was, hebben betaald, evenals de schadevergoeding aan de burgerlijke partijen, behalve in de uitzonderingen bepaald door de wet, en geen eerherstel hebben genoten gedurende de voorbije tien jaar. Sinds 2001, met de inwerkingtreding van de wet op het centraal strafregister, vallen de kosten die de aanvrager maakt naar aanleiding van het eerherstel volledig te zijnen laste.

Aangezien het mechanisme van uitwissing slechts op een zeer beperkt aantal gevallen van toepassing is, vallen alle andere veroordelingen dan politieveroordelingen, in het bijzonder de meeste verkeersveroordelingen, die vaak correctionele veroordelingen zijn, onder de procedure van eerherstel.

Volgens de informatie ingewonnen door een Belgisch dagblad werden in 2011 in Brussel 263 verzoeken tot herstel in eer en rechten ingediend en werd dat verzoek in 246 gevallen ingewilligd. Ondanks een hoge toekenningsgraad, lijkt het aantal aanvragen tot herstel in eer en rechten sinds vier jaar af te nemen. Bevestigt de minister die informatie? Kan ze de cijfers bezorgen over het aantal ingediende aanvragen sinds 2008 in de verschillende gerechtelijke arrondissementen van ons land?

Wat zijn volgens de minister de oorzaken van de voortdurende daling van het aantal aanvragen tot eerherstel?

Acht de minister het aangewezen op de uittreksels van het strafregister het bestaan van de procedure van herstel in eer en rechten te vermelden en zodoende de burgers beter te informeren over hun rechten?

Antwoord ontvangen op 21 januari 2013 :

U alludeert op een daling van het aantal verzoeken tot herstel in eer en rechten op basis van de situatie in het arrondissement Brussel. Het is echter niet mogelijk om daaruit een algemene conclusie te trekken. Door de korte antwoord termijn is het niet mogelijk om nationale statistische gegevens te verstrekken en te analyseren, maar de praktijk wijst uit dat het aantal verzoeken tot herstel in eer en rechten in het rechtsgebied Antwerpen jaar na jaar stijgt.

Ik ben van oordeel dat er geen enkele reden is om in te stemmen met uw voorstel om de rechtzoekende over deze procedure inzake herstel in eer en rechten te informeren door melding ervan te maken in het strafregister. De procedure inzake herstel in eer en rechten is over het algemeen voldoende gekend. Bovendien meen ik dat de proeftijd waarin de wet voorziet te kort is en dat de algemene voorwaarden voor het herstel in eer en rechten bijzonder soepel zijn.

Ten slotte wens ik te onderstrepen dat op grond van de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van Strafvordering een koninklijk besluit zal worden uitgewerkt tot vaststelling van de afgifte van uittreksels uit het strafregister aan burgers. In dat koninklijk besluit zal worden verwezen naar de procedure inzake herstel in eer en rechten.