Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7568

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 13 december 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Overheidsdiensten - Cyberaanvallen - Computerbeveiliging - Beveiligingssoftware - Opleiding personeel

computercriminaliteit
gegevensbescherming
officiële statistiek
computervirus
Belnet
ministerie

Chronologie

13/12/2012Verzending vraag
26/3/2013Rappel
24/9/2013Rappel
30/10/2013Herkwalificatie
2/1/2014Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7566
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7567
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7569
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7570
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7571
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7572
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7573
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7574
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7575
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7576
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7577
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7578
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7579
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7580
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7581
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7582
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7583
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7584
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4186

Vraag nr. 5-7568 d.d. 13 december 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het gebruik van computers en internet is tegenwoordig de norm. Ook de overheid gaat met de tijd mee en gebruikt allerhande software om gegevens te verwerken en data uit te wisselen. Hierbij gaat het vaak om vertrouwelijke informatie. Die ontwikkeling naar een meer digitale overheid kan ook een bedreiging vormen voor de veiligheid van die overheid, want gaten in de beveiliging kunnen ertoe leiden dat data in verkeerde handen vallen.

Zo zijn de militaire inlichtingendienst en de Staatsveiligheid ongerust over de beveiliging van de informatica van de verschillende overheidsdiensten. Er werd bericht dat de militaire inlichtingendienst gemiddeld een keer per week wordt geconfronteerd met een gerichte ICT-aanval. De intenties van de hackers of illegale software zijn zeer divers: pogingen om de systemen te doen crashen, het vergaren van paswoorden of andere data, ...

Een eerste probleem is dat de meeste systemen van de overheidsdiensten worden beveiligd door programma's die de gewone particulier ook kan kopen. Die programma's houden wel een aantal aanvallen, virussen, spyware, enzovoort tegen, maar ook niet alles. Virussen die niet gekend zijn door het programma kunnen toch schade aanrichten. Een andere, mogelijke factor is het feit dat de gebruiker, dat wil zeggen de ambtenaar van een overheidsdienst, zich niet bewust is van de vele virtuele gevaren. Wanneer het misbruik toch wordt ontdekt door een gebruiker, wordt het soms niet gerapporteerd, waardoor het gevaar even onzichtbaar blijft.

Graag had ik hierover enkele vragen gesteld:

1) Is er bij uw diensten werk gemaakt van een computerbeveiliging van het hele lokale netwerk? Worden met andere woorden alle pc's die met het internet zijn verbonden door een vorm van computerbeveiliging beschermd?

2) Beschikt u over cijfermateriaal met betrekking tot cyberaanvallen of problemen door virussen, spyware, hackers, enzovoort die gericht zijn tegen uw diensten? Indien niet, waarom worden hierover geen cijfers verzameld?

3) Worden de gegevens en computers waarmee uw diensten werken beveiligd door "gewone" beveiligingsprogramma's die ook gebruikt worden door particulieren, of is er sprake van extra informaticabeveiliging?

4) Gebeurt de uitwisseling van vertrouwelijke data via aparte, beveiligde netwerken, of wordt alles via dezelfde centrale verbinding uitgewisseld?

5) Wordt het personeel van uw diensten opgeleid om met deze mogelijke bedreigingen om te gaan? Wordt het aangemaand om dergelijke problemen te melden? Beschikt u over cijfermateriaal met betrekking tot het aantal meldingen of klachten?

Antwoord ontvangen op 2 januari 2014 :

1) Ja, een reeks maatregelen op het gebied van hard- en software beveiliging zijn in plaats gesteld. De classificatie schema’s van België en die van de Europese Unie (EU), Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NATO) en de meeste EU Lidstaten zijn niet dezelfde. Maar het is strikt verboden gevoelige (geclassificeerde) informatie, zoals bedoeld in de wet van 11/12/98, inclusief de informatie van internationale oorsprong die op dezelfde manier beschermd wordt, op het internet verbonden lokale netwerk te plaatsen. 

2) Exacte cijfers voor gerichte aanvallen kunnen niet gegeven worden [gebruik makend van de huidige verdedigingmiddelen]. Aanvallen kunnen falen en zonder gevolgen blijven voor ze opgemerkt worden. Gerichte aanvallen kunnen hun eigen sporen uitwissen. Alle aanvallen worden met beide middelen opgespoord en bestreden, gewone en specifieke. Het zou veel tijd vragen om systematisch achteraf een onderscheid te gaan maken tussen de verschillende soorten aanvallen die door middel van gewone middelen tegengehouden werden.

[Naast deze laatste category zijn er toch aanwijzingen dat het aantal hoger zou kunnen liggen dan 3 per maand.] 

3) Binnen de Stadirectie ICT van mijn Departement bestaat een aparte veiligheidsdienst.

Vanuit de bezorgdheid dat het computernetwerk van Buitenlandse Zaken meer nog dan dat van andere departementen, een interessant doelwit kan zijn voor gerichte aanvallen, wordt extra aandacht besteed aan dit aspect van de beveiliging. Naast de “gewone” beveiligingsprogramma’s worden voor het opsporen van dit soort malware verschillende methodes gebruikt en worden er nieuwe onderzocht. Ook wordt er op dit vlak samengewerkt met Fedict, CERT en het ministerie van Defensie. Zoals reeds vermeld wordt zeer gevoelige informatie (classificatieniveaus “Vetrouwelijk” en “Geheim”) niet op het gewone computernetwerk behandeld. 

4) Geclassificeerde informatie in de zin van de wet van 11/12/98 wordt momenteel slechts beperkt electronisch uitgewisseld. Mijn departement werkt aan de uitbreiding van de mogelijkheden via aparte daarvoor beveiligde netwerken.

5) Op verschillende tijdstippen  en via verschillende wegen worden de medewerkers aangemaand tot voorzichtigheid. We stellen vast dat bij het personeel een gezond besef bestaat van de risico’s die het gebruik van he internet met zich mee brengt.

Personeel heeft instructie om elke onregelmatigheid te melden, zowel op Hoofdbestuur Brussel als op de posten. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen incidenten die elke burger kunnen overkomen (bvb de mails van zgn “Nigeriaans prinsen”) en werkelijke veiligheidsincidenten waarbij een poging wordt gedaan om op oneigenlijke wijze gegevens te verkrijgen en/of zich toegang te verschaffen tot de systemen van BZ. Voor de eerste categorie worden geen statistieke bijgehouden, voor de tweede beperkt het aantal meldingen zich tot enkele per kwartaal.