Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7536

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 12 december 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Het omgaan met de criminaliteitscijfers

criminaliteit
officiële statistiek

Chronologie

12/12/2012Verzending vraag
18/6/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2583

Vraag nr. 5-7536 d.d. 12 december 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent verklaarde de minister de criminaliteitstatistieken niet meer zonder een eigen verwerking en duiding bekend te maken. Volgens de minister leidt een niet geannoteerde publicatie tot foute interpretaties, die uitmonden in wat men genoegzaam "cowboyverhalen" noemt.

De redenering van de minister snijdt hout. Iedereen, zelfs zonder een zware onderzoeksmethodologische opleiding, weet dat statistieken zich tot de meest uiteenlopende interpretaties lenen. Daarmee wordt de statistiek herleid tot een speelbal die met alle mogelijke spelregels gemanipuleerd kan worden. Tegelijkertijd lijkt onze samenleving nog enkel mee te stappen in verhalen die liefst zoveel mogelijk worden onderbouwd met cijfers, voorgesteld in tabellen en taartgrafieken.

Dit is een paradox, waarmee ook de minister mogelijks op het verkeerde spoor kan worden gezet. Door haar beslissing geeft de minister immers de indruk dat criminaliteitscijfers uiteindelijk maar op één correcte wijze kunnen worden geïnterpreteerd en geduid, namelijk deze waarvoor ze zelf kiest. Ik kan de minister verzekeren dat dit uitgangspunt minstens wetenschappelijk, maar zeker maatschappelijk als los zand aan elkaar hangt. Criminaliteit behelst immers menselijke en sociale of asociale gedragingen die men tracht te vatten in cijfers, vergelijkingen en correlaties, door toepassing van allerlei statistische maten en gewichten. Daarmee koestert men het prikkelende, verleidelijke maar foute project dat menselijke verbanden ook op een klassiek empirische wijze kunnen worden beheerst. Het ideaal van een waardevrije wetenschap die enkel feiten onderzoekt en absoluut objectief behandelt houdt misschien stand in een omgeving van exacte wetenschappen. Hoewel methodologen en wetenschapsfilosofen, waaronder de Belgische Nobelprijswinnaar Ilya Priogine, ook hierover ernstige twijfels hebben. Deze relativering van de klassieke empirische kracht klinkt nog veel indringender indien het gaat over de sociale en/of de gedragswetenschappen waartoe de criminologie behoort.

Met deze twijfel aanhoor ik het verhaal van de minister, want hieruit blijkt dat zij pretendeert de criminaliteitscijfers op de enige waarachtige wijze te kunnen interpreteren. Daarnaast rijst, naast de interpretatieve vraagstelling, uiteraard nog de cruciale vraag hoe deze cijfers worden verzameld, met welke hypotheses en modellen. Kortom, de minister lijkt zich met deze keuze op erg glad ijs te begeven, zowel vanuit wetenschapsfilosofisch en onderzoeksmethodologisch perspectief als op het vlak van maatschappelijke en politieke besluitvorming.

Beaamt de minister dat de wijze van verzamelen en interpreteren van de criminaliteitscijfers steeds gebaseerd is op al dan niet expliciete uitgangspunten, visies, hypotheses, waardoor een ideaal van absolute objectiviteit theoretisch noch praktisch haalbaar is? Gaat de minister akkoord dat indien de criminaliteitscijfers straks nog enkel met een duiding vanwege de overheid worden gepubliceerd, er steeds een wetenschappelijke tegensprekelijkheid blijft bestaan? Volgt de minister mijn redenering dat criminaliteitscijfers vooral een basis moeten bieden voor maatschappelijk debat en discussie, eerder dan te worden gepromoveerd tot cijferfetisj van de enige en algemene waarheid? Lijkt het de minister daarom niet veel beter om niet zozeer de onhaalbare objectiviteit te betrachten, maar wel met de grootst mogelijke transparantie, openheid en wetenschappelijke betrokkenheid, de criminaliteitscijfers als basis voor uiteenlopende maatschappelijke, juridische en politieke besluitvorming aan de gemeenschap te bieden en het debat daaromtrent bewust en goed gecoacht te stimuleren?

Antwoord ontvangen op 18 juni 2013 :

Ik ben het eens met uw analyse dat statistieken zich lenen tot allerhande interpretaties.

Om deze reden heb ik inderdaad de federale politie verzocht, op vraag van talrijke burgemeesters en experts, dat wanneer de cijfers gepubliceerd worden, zij zouden voorzien worden van commentaren over de methode waarop deze tot stand komen en binnen welke exacte context deze moeten worden geplaatst.

De cijfers zullen dus verstrekt worden met een begeleidende nota, ten einde overdreven of tendensieuze interpretaties, zoals in het verleden soms het geval was, te vermijden.

Ook zullen eventueel nieuwe tendensen en markante feiten beter worden geduid, net zoals de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) doet bij de publicatie van cijfers over werkloosheid en werkgelegenheid.

Ik bevestig eveneens dat ik pleit voor een volledige transparantie en wens tevens dat het tegensprekelijk wetenschappelijk debat blijft bestaan.