Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7257

van Peter Van Rompuy (CD&V) d.d. 31 oktober 2012

aan de minister van Werk

Arbeidskosten - Loonkosten - Stijging - Loonsonderhandelingen - Interprofessioneel akkoord - Wet vrijwaring concurrentievermogen van 26 juli 1996 - Overschrijding van de loonnorm

loonkosten
concurrentievermogen
salarisvermindering
Eurostat
OESO
onderlinge beroepsovereenkomst

Chronologie

31/10/2012Verzending vraag
6/6/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7257 d.d. 31 oktober 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een persbericht van Eurostat op datum van 17 september 2012 leert ons dat de arbeidskosten in België in het tweede kwartaal van 2012 meer stijgen dan het Europese gemiddelde tegenover het tweede kwartaal van het voorgaande jaar.

Het betreft ten eerste de totale arbeidskost (loon, sociale bijdrages en belastingen): terwijl deze in de Europese Unie (EU) over de eerder genoemde periode steeg met 1,8%, zien we voor België in diezelfde periode een stijging van 2,7%. Een soortgelijke tendens geldt voor de loonkosten an sich (inclusief bonussen): voor België noteren we opnieuw een stijging met 2,7% over de afgelopen vier kwartalen, terwijl de loonkosten in de EU met 1,9% omhoog gingen. Ter vergelijking: de loonkosten in Frankrijk stegen over deze periode met 2,0%.

Niet enkel de voorspellingen zijn ongunstig, we weten dat over de periode 2009-2010 de loonkosten in België ook al met 0,4% meer stegen dan in de referentielanden Nederland, Frankrijk en Duitsland.

De recente golf van ontslagen toont bovendien nogmaals het belang aan van loonkosten die niet te snel stijgen.

Het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen dat in het Belgisch Staatsblad verscheen op 1 april 2011, stelt dat de maximale marge voor loonkostontwikkeling 0,3% bedraagt voor de periode 2011 (0%) en 2012 (0,3%), exclusief de verplichte indexatie van de lonen die voor de volledige periode in het ontwerp van het Interprofessioneel Akkoord (IPA) van 18 januari 2011 geschat werd op 3,9%.

Deze 4,2% in totaal zal in ieder geval overschreden worden: voor het Paritair Comité (PC) 218 bijvoorbeeld werden de lonen in januari 2011 met 2,49 % geïndexeerd en in januari 2012 was dat 3,17 %, samen goed voor een stijging van de lonen met 5,66 %.

Op deze manier zou de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) aan een veertigtal sectoren een opmerking gegeven hebben dat ze de loonnorm van 0,3% overschrijden.

De volgende onderhandelingen voor het Interprofessioneel Akkoord beloven bovendien bemoeilijkt te worden door het feit dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) slechts prognoses gepubliceerd heeft voor 2013. De prognoses voor 2014 worden slechts eind november verwacht, wat te laat is voor de loononderhandelingen (De Tijd, woensdag 3 oktober 2012). De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) baseert zich doorgaans op de voorspellingen van de OESO om de basisgegevens aan te leveren voor de loononderhandelingen, maar zal daarvoor nu de hulp van het Planbureau moeten inroepen. Het nieuwe rapport van de CRB zal bovendien vertrekken van een reeks scenario's omdat de economische context te onzeker is op dit ogenblik.

Graag had ik hieromtrent de volgende vragen aan de geachte minister gesteld:

1) Hoe zal zij bij de volgende loononderhandelingen een correcte toepassing garanderen van de wet Vrijwaring Concurrentievermogen van 26 juli 1996, inclusief de correctiemechanismes die deze wet inhoudt?

2) Is zij op de hoogte van het feit dat de OESO nog geen prognoses gepubliceerd heeft voor 2014? Heeft zij er bij de OESO op aangedrongen om zo snel mogelijk prognoses voor 2014 mee te delen?

3) Wat is de stand van zaken van de opmerkingen van de FOD WASO aan de sectoren die de loonnorm overschrijden? Welke verdere stappen zal zij ondernemen om de afgesproken loonnorm te laten respecteren?

Antwoord ontvangen op 6 juni 2013 :

1. en 2. Het is niet ongewoon dat het technisch verslag van de CRB laattijdig wordt uitgebracht omwille van de onbeschikbaarheid van gegevens vanwege de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO)

Aangezien de OESO in haar economische vooruitzichten van de maand juni niet langer gegevens publiceert voor het jaar t + 2, heeft het secretariaat van de Centrale raad voor het bedrijfsleven (CRB) de publicatie op 7 november 2012 van de “European Economic Forecast – Autumn 2012” van de Europese Commissie afgewacht om gegevens te produceren betreffende de loonkostontwikkeling in de referentielidstaten voor 2013 en 2014.

Het technisch verslag werd uiteindelijk op 21 december 2012 uitgebracht en is consulteerbaar op de website van de CRB.

Reeds op 30 november 2012 riep de Regering de Sociale partners van de Groep van 10 op om de maximale marge voor de loonkostontwikkeling voor 2013 en 2014 op 0 % vast te leggen, afgezien van de toepassing van de bestaande loonindexeringssystemen en baremieke verhogingen. Deze oproep kadert in een geheel van Regeringsbeslissingen inzake werkgelegenheid en competitiviteit die ondermeer tot doel hebben de loonhandicap met de buurlanden weg te werken over een periode van 3 IPA’s. Aangezien de sociale partners in de Groep van 10 er uiteindelijk niet zelf een loonnorm hebben afgesproken voor 2013/2014 heeft de Regering hen op 22 februari een compromisvoorstel voorgelegd. Dit voorstel werd op 27 februari verworpen.

Het koninklijk besluit (KB) dat in uitvoering van de wet van 26 juli 1996 de maximale loonnorm voor 2013/2014 buiten index en baremieke verhogingen op 0 % vastlegt, werd - na goedkeuring door de ministerraad - getekend op 28 maart 2013 en in het Belgisch Staatsblad van 2 mei 2013 gepubliceerd.

3. De grondige analyse die door mijn diensten gebeurde van alle cao’s waarvoor de algemeen verbindend verklaring gevraagd werd, heeft aanleiding gegeven tot veelvuldige contacten en mogelijkheden voor de betrokken sociale partners om zelf aan te tonen in hoeverre de door hen gesloten Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO’s) de maximale loonmarge voor 2011 en 2012 respecteerden. Uiteindelijk heeft deze omvangrijke oefening er niet toe geleid dat voor bepaalde cao’s de algemeen verbindend verklaring definitief geweigerd werd. Na overleg binnen de Regering is beslist dat voor de CAO’s voor 2013/2014 het nazicht op basis van dezelfde criteria zal gebeuren.