Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6394

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 31 mei 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

De transvetzuren in voedingswaren

organisch zuur
consumptievet
voedingsnorm
levensmiddelenwetgeving

Chronologie

31/5/2012Verzending vraag
5/7/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2333

Vraag nr. 5-6394 d.d. 31 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Natuurlijke transvetzuren komen voornamelijk voor in melkproducten en het vlees van herkauwers. De inname ervan is beperkt en blijft onder de Belgische aanbeveling.

Kunstmatige (industriële) transvetzuren zijn vetten die normaal niet in de natuur voorkomen. Ze ontstaan door hydrogenering van plantaardige vloeibare olie naar vaste vetten en ook door de fabricage van margarines of vetten voor de banketindustrie. Maar ook in de gewone keuken ontstaan deze vetten, via bakken, grillen en frituren van voedsel.

Daarenboven zijn kunstmatige (industriële) transvetzuren vooral terug te vinden in zowat alle kant-en-klare voeding, zoals sauzen, kant-en-klare maaltijden, fastfood, (gefrituurde) snacks, zoutjes, snoep en koeken. Maar bij deze opsomming stopt het niet. De lijst van producten waar deze vetten inzitten kan bijna niet limitatief opgesteld worden. De transvetzuren zorgen ervoor dat voedingswaren langer vers blijven.

Na studie blijkt dat er een rechtstreeks verband is tussen de gezondheid en het gebruik van kunstmatige (industriële) transvetzuren. Dit geldt vooral voor het verhoogd risico op hart- en vaatziekten bij de overvloedige inname van kunstmatige (industriële) transvetzuren.

In Denemarken, Canada, New York, Seattle en Philadelphia werd er reeds actie ondernomen tegen de overvloedige aanwezigheid van deze vetten in voedingswaren.

Ook in Nederland werd de problematiek rond deze vetten aangepakt met een goed resultaat als gevolg. Door de ruchtbaarheid die aan het negatieve effect op de gezondheid werd gegeven is het verbruik van transvetten zienderogen gedaald, tot minder dan 2%.

Afgezien van de voedingsaanbevelingen voor België (2009) door de Hoge Gezondheidsraad, het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan voor België van 2005 en de reeds vastgestelde daling van transvetzuren in de voedingswaren, is het in ons land hoog tijd om opnieuw inspanningen te leveren om de nog steeds overvloedige aanwezigheid van transvetzuren in voedingswaren te beperken.

Graag had ik hieromtrent een gedetailleerd antwoord ontvangen op volgende vragen:

1) Wat is uw het standpunt omtrent de hoeveelheid kunstmatige (industriële) transvetten in ons voedsel?

2) Overweegt u een gesprek aan te gaan met de voedingsindustrie omtrent deze problematiek?

3) Denkt u dat een gesprek, zoals hierboven gevraagd, kan leiden tot een daling van transvetzuren in onze voeding?

Antwoord ontvangen op 5 juli 2012 :

Ik deel uw bezorgdheid dat transvetzuren in de voeding problemen kunnen veroorzaken voor de gezondheid. Mijn diensten volgen de debatten en adviezen op Europees niveau bij het European Food Safety Agency op, naast de laatste adviezen van de Hoge Gezondheidsraad (HGR). Ik verwijs hier specifiek naar een advies dat uitgebracht werd door de HGR in 2010 naar aanleiding van een wetsvoorstel om de verkoop van transvetzuren te verbieden. De HGR maakt echter een duidelijk onderscheid tussen transvetzuren van natuurlijke oorsprong en industriële transvetzuren (ontstaan door hydrogenatie en raffinage van plantaardige oliën). De HGR beveelt een strenge controle van de innamen van verzadigde vetten en (inclusief transvetzuren) aan. De inname van verzadigde vetzuren bedraagt volgens de voedselconsumptiepeiling van 2004 gemiddeld 16 %. De inname van industriële transvetzuren moet tot een minimum beperkt worden en moet lager zijn dan 2 % van de totale energieinname en uit preventief oogpunt worden zelfs innamen onder de 1 % van de totale energieinname aanbevolen.

De HGR geeft aanbevelingen ten opzichte van de totale energieinname, maar heeft geen grenswaarden vastgelegd voor transvetten op productbasis. De aanbevelingen van de HGR kunnen alleen gecontroleerd worden via voedselconsumptiepeilingen. Hieruit blijkt dat de inname in lijn ligt van de aanbevelingen door de HGR. Deze innameschatting zou nochtans opnieuw kunnen uitgevoerd worden door het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid, met dezelfde gegevens van de voedselconsumptiepeiling van 2004, maar met recentere gehaltes uit de Voedingsmiddelendatabank om na te gaan of de inname verbeterd is.

De zes volgende productgroepen dragen het meest bij tot de transvetzuurinname: koeken (13,9 %), cake, gebak en pudding-niet op melkbasis (12,3 %), vleesproducten (18,4 % die vooral op basis van kalkoen – niet-industriële transvetzuren), zoute versnaperingen en toast (12,1 %), margarine (7,1 %), kaas (10,2 % - niet-industriële transvetzuren). De sector van de koekjes, cake en gebak zijn de grootste gebruiker van deze margarines met hogere gehalte van transvetten omwille van het gewenste krokante effect of zachtheid van hun producten (smaakredenen!).

Uit de voedselconsumptiepeiling blijkt echter ook dat de overmatige inname van verzadigde vetten een groter probleem vormt dan de inname van transvetten. De grootste impact voor de gezondheid van de Belgen zal hoedanook bekomen worden door voedingsgewoonten in lijn te brengen met de aanbevelingen voor een evenwichtige, gevarieerde voeding.

Bij gebrek aan nationale consumptiegegevens bij kinderen, kunnen we echter geen inschatting maken van de inname door kinderen. De realisatie van de voedselconsumptiepeiling bij kinderen en jongeren wordt voor het voedingsplan de grootste prioriteit voor de periode 2012-2014.

Het is dus zeker nuttig om overleg te plegen met de betrokken sectoren en NUBEL (Nutriënten België) om de situatie verder op te volgen en af te wegen of een wettelijke beperking alsnog nuttig of noodzakelijk is voor transvetten, analoog aan reglementering die voorzien is in Denemarken en Oostenrijk. België blijft echter in de eerste plaats voorstander van een Europese aanpak. Dit overleg is voorzien binnen de werkgroep die opgericht werd in het kader van het voedingsplan die “verbetering van de productsamenstelling” tot doel heeft, waarbij aandacht besteed zal worden aan het gehalte van verzadigde vetten, totale vetten, transvetten, de vetzuursamenstelling, toegevoegde suikers, zout en portiegroottes. Daarnaast is het prioritair om zo snel mogelijk over voedselconsumptiegegevens te beschikken bij kinderen en jongeren om een inschatting van de inname van transvetten mogelijk te maken bij deze doelgroep.

Bovendien wijzen de recente publicaties op een nieuwe zorgwekkende evolutie waarbij transvetzuren vervangen worden door palmolie, die eveneens schadelijk is voor de gezondheid. Dit is ook geen oplossing voor de problematiek van transvetzuren. De HGR is zich bewust van deze problematiek en heeft een aparte werkgroep opgericht rond deze problematiek. Het opstellen van aanbevelingen rond het gebruik van palmolie zijn nog niet afgerond. Rond deze problematiek is ook overleg nodig met de sector. Het is bovendien belangrijk om de situatie in Denemarken en Oostenrijk op te volgen wat betreft de vervanging van transvetten naar palmolie.