Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6125

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 24 april 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Brusselse politie - Indienstneming Brusselaars

gemeentepolitie
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
aanwerving

Chronologie

24/4/2012Verzending vraag
24/7/2013Rappel
28/4/2014Einde zittingsperiode

Vraag nr. 5-6125 d.d. 24 april 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent berichtten de media over een structureel probleem bij de indienstneming van politieagenten in België. Dat probleem is significant groter in Brussel, waar er op 5 121 personeelsleden een onderbezetting van 543 blijft bestaan. Dat is ruim 10 %. Daarbij valt op dat de geselecteerde agenten voor de Brusselse korpsen overwegend van buiten Brussel komen. Dat ligt niet aan een tekort aan kandidaten, wel aan de beperkte slaagkansen van de Brusselaars die solliciteren. De hoofdoorzaken liggen voor de hand: bedenkelijk onderwijs en, daaraan gekoppeld, geringe talenkennis van de kandidaten van etnisch diverse afkomst. Eens geselecteerd, kiezen vele agenten voor een mutatie naar een korps dichterbij hun woonplaats waar het wellicht ook minder risicovol en veeleisend werken is dan in de hoofdstad.

Het probleem is helemaal niet nieuw. Hierover de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister de bijzondere en structurele problemen voor de Brusselse politie om agenten in dienst te nemen? Bevestigt ze de bijzondere lage instroom van agenten van Brusselse origine?

2) Beaamt ze dat het probleem al meer dan een decennium aansleept en dus niet verrassend of nieuw mag worden genoemd?

3) Hoe verklaart ze dat men dat structurele probleem niet kan verhelpen?

4) Beschikt de overheid over onvoldoende mogelijkheden, instrumenten om de instroom van politieagenten van Brusselse afkomst te verhogen? Kunnen de (vele) Brusselse overheden hierop geen slagkrachtig antwoord bieden door bijvoorbeeld (1) een bijzondere propaedeutische vorming aan te bieden die de achterstand via gerichte en intensieve vorming kan wegwerken, of (2) een systeem van werk en vorming, zoals een gerekte praktijkstage met eindevaluatie enzovoorts. Bestaan er al concrete plannen in die zin? Werd hiervoor al overleg gepleegd met de betrokken actoren zoals de collega's ministers van Onderwijs en Vorming van de gemeenschappen of de BGDA of andere…

5) Beschikt de geachte minister over een concreet en dus ook evalueerbaar actieplan dat antwoorden op de structurele problemen kan bieden? Kan ze dat actieplan bezorgen?