Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5180

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 13 januari 2012

aan de minister van Justitie

Verschillen in het vervroegd vrijkomen tussen Wallonië en Vlaanderen

voorwaardelijke invrijheidstelling
regionale verschillen
voltrekking van de straf

Chronologie

13/1/2012Verzending vraag
15/2/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1726

Vraag nr. 5-5180 d.d. 13 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De tragiek van wat zich in Luik afspeelde verwekt vele reacties en van heel verschillende aard. De meest opvallende en beklijvende zijn zeker deze van gemeende emotionele betrokkenheid, van diep geraakte menselijkheid, van empathie met het onpeilbare leed van gekwetsten en de nabestaanden en vrienden van vermoorde en verwonde slachtoffers.

Even voorspelbaar zijn meer zakelijke en politieke reacties. Ook deze verdienen aandacht, ook al klinken ze soms schril in vergelijking met de menselijke en emotionele aspecten.

Uiteraard defileerden kritische vragen over de Wet Lejeune, maar daarop wil ik met deze vraag niet rechtstreeks ingaan. Wel onrechtstreeks, want de onvermijdelijk Jef Vermassen, Vlaams strafpleiter en mediafiguur, ontbond al zijn duivels in het praatprogramma Paux & Witteman, op de Nederlandse televisie. Hij stelde onomwonden - citaat uit de Standaard van 16 december jl. "Ik heb de indruk dat je in Wallonië sneller vervroegd vrij kunt komen. We zijn twee werelden in een land. Dat ondervinden we ook op justitie." De motivering van advocaat Vermassen om tot deze uitspraak te komen ontgaat me. De boodschap of hypothese of vaststelling niet.

Hoe evalueert en interpreteert de minister de uitspraak hieromtrent van strafpleiter Vermassen? Beaamt zij de stelling dat gevangenen in Wallonië sneller vervroegd vrij komen dan in Vlaanderen? Beschikt de minister hieromtrent over cijfermateriaal dat deze uitspraak bevestigt, mildert of ontkent? Zijn er bepaalde causale verbanden tussen een snellere vervroegde vrijlating en het gewest waar deze uitspraken worden geveld… en zo ja, hoe vallen deze oorzakelijke verbanden te verklaren? Of speelt het gewest als criterium of indicator in deze geen enkele rol?

Antwoord ontvangen op 15 februari 2012 :

De huidige cijfers betreffende deze verschillen geven geen actueel beeld. Het gaat om gegevens bijgehouden door de strafuitvoeringsrechtbanken zelf die nog verder gevalideerd dienen te worden. Het Nationaal Instituut voor criminalistiek en criminologie (NICC) zal op relatief korte termijn een analyse hieromtrent uitvoeren op basis van de gegevens geregistreerd in de uniform opgezette databank waarover de strafuitvoeringsrechtbanken thans beschikken, met name SURTAP.

Kijken we naar de toekenningsgraad VI door de voorlopers van de strafuitvoeringsrechtbanken, nl de VI-Commissies, zien we dat er in 1999 verhoudingsgewijs meer VI’s werden toegekend aan Nederlands- dan Franstalige kant. Nadien blijven de toekenningspercentages aan Franstalige kant nog vrij stabiel, terwijl ze aan Nederlandstalige kant afnemen, maar ze blijven nog steeds hoger dan aan Franstalige kant. Dit beeld lijkt bevestigd te worden door meer recente cijfers met betrekking tot de strafuitvoeringsrechtbanken.

Deze toekenningspercentages laten niet toe om decisief te concluderen tot een strenge of milde toepassing van de VI-wet omdat hierbij ook andere factoren van toepassing kunnen zijn, zoals; verschillen in het profiel van de populatie die voor de SURB verschijnt of VI verkrijgt, de aard van de inrichtingen die onder de SURB ressorteren en bijhorende regimefaciliteiten, de beschikbaarheid aan psychosociaal personeel in de gevangenissen bij de voorbereiding van de re-integratie en met het oog op adviesverlening, de sociaaleconomische omstandigheden en opvangmogelijkheden in de respectievelijke regio’s, de duur van de voorlopige hechtenis, enz. Dit zijn allemaal elementen die mee bepalend kunnen zijn voor de al dan niet toekenning van VI en voor de duur die in detentie wordt doorgebracht alvorens VI toe te kennen.

Bij diegenen die in 2007 voorwaardelijk in vrijheid werden gesteld tekent zich tevens een verschillend patroon af naargelang de strafuitvoeringsrechtbank voor wat betreft de termijn die bovenop de datum van toelaatbaarheid voor VI wordt uitgezeten. We kunnen stellen dat het gaat om verschillen tussen de strafuitvoeringsrechtbanken dan om communautaire verschillen.