Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4858

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Belgische kerncentrales - Veiligheid - Federaal Agentschap voor nucleaire controle - Stresstests - Resultaten - Ingrepen

kerncentrale
nucleaire veiligheid
Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle
nucleaire beveiliging

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
28/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3739

Vraag nr. 5-4858 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent deelde het Federale Agentschap voor nucleaire controle (FANC) de resultaten mee van de stresstests op de Belgische kerncentrales. Hoewel de teneur erg geruststellend was, blijven er toch heel duidelijke zwakke punten die een reeks ingrepen noodzakelijk maken.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoe evalueert de minister de resultaten van de stresstests op de Belgische kerncentrales?

2) Op welke wijze en volgens welk tijdspad zullen de noodzakelijke ingrepen (onder andere : uitbreiding bevingbestendige brandweerkringen, hoogspanningspylonen voor Doel en overstromingsbescherming, meer dan twintig corrigerende acties voor aardbevingsgevaren, hoogspanningspylonen, uitbreiding inbunkering back-upsysteem en verbetering koelwaterreserves voor Tihange) worden uitgevoerd?

3) Tegen wanner kan de minister waarborgen dat de noodzakelijke veiligheidsingrepen volledig zullen zijn uitgevoerd?

4) Wie zal de kosten dragen? Hoe zullen die worden doorgerekend in de al relatief hoge energiekosten? Is ook rechtstreekse financiering vanwege de overheid/overheden voorzien?

5) Welke invloed hebben de "objectieve" veiligheidsanalyses op de prijs van verzekeringen?

Antwoord ontvangen op 28 maart 2012 :

Het evaluatieproces van de resultaten van de stresstests van de Belgische kerncentrales is momenteel nog niet geheel afgerond. Het nationaal verslag dat werd opgesteld door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC), werd inmiddels overgemaakt aan de Europese instanties en vormt het voorwerp van een Europese peer review die tegen eind april 2012 moet zijn afgerond. De subcommissie ‘nucleaire veiligheid’ van de Kamer van Volksvertegenwoordigers buigt zich eveneens over de resultaten van de stresstests en heeft bijkomende informatie gevraagd aan het FANC.

Sommige veiligheidsingrepen die door het FANC wordt voorgesteld zijn site-gebonden, terwijl andere ingrepen specifiek zijn voor een bepaalde eenheid op zo’n site. De site-gebonden ingrepen worden noodzakelijk geacht om het veiligheidsniveau van alle centrales aanwezig op de site op te krikken door het afwenden van een bedreiging die al deze eenheden gezamenlijk zou kunnen treffen. Het terugdringen van het overstromingsrisico van de site van Tihange is hiervan een voorbeeld. Het aanvullen van de centrale Tihange-1 met een nieuw gebunkeriseerd gebouw om de reeds aanwezige veiligheidsfuncties van het 2de niveau nog te verbeteren, is een voorbeeld van een eenheid-gebonden ingreep. De opportuniteit van het al of niet doorvoeren van de veiligheidsingrepen voor een bepaalde eenheid hangt af van de resterende uitbatingsduur van de betreffende eenheid. In deze zin kan de planning voor de uitvoering van de ingrepen als gevolg van de stresstests voor de 3 oudste kerncentrales niet los worden gezien van de mogelijke levensduurverlenging (het LTO-project - Long Term Operation). Het FANC heeft begin januari 2012 de rapporten van Electrabel ontvangen in antwoord op de strategienota van het FANC in het kader van het LTO-project en analyseert deze voorstellen momenteel. Gezien de uitbatingsduur van de 4 jongste centrales nog minstens doorloopt tot 2025, zijn de site-gebonden ingrepen op zich onvermijdelijk.

De investeringskosten die gepaard gaan met deze veiligheidsingrepen worden integraal gedragen door de uitbater. De raming van deze kosten behoort niet tot de verantwoordelijkheid van de veiligheidsautoriteiten, net zoals de weerslag ervan op de verzekeringskosten. Deze kwesties behoren tot de bevoegdheid van de ministers bevoegd voor respectievelijk Energie en Economie.