Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4709

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Adopties - Toezicht en controle - Misbruiken - Fraude - Zwendel - Strafrecht

adoptie
internationale adoptie
fraude
mensenhandel

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
13/12/2013Herkwalificatie
18/12/2013Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3705Geherkwalificeerd als :

Vraag nr. 5-4709 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het beleid en toezicht op adopties behoort in grote mate de welzijnsministers van de gemeenschappen. Toch blijft er een gevoelige en gevaarlijke relatie tussen adoptie en het strafrecht. Niet alleen komen af en toe dossiers aan het licht waar sprake kan zijn van fraude en zwendel, ook blijft er de mogelijkheid dat adopties zich in de periferie of zelfs in de kern van mensenhandel ontwikkelen.

Hierover de volgende vragen:

1) Op welke wijze, in welke mate en met welke instrumenten monitort Justitie de ontwikkelingen en mogelijke misbruiken rond adopties?

2) In hoeveel gevallen jaarlijks, dit in de periode 2006 - 2010, moesten parketten optreden in adoptiedossiers, omwille van welke redenen en met welke gevolgen?

3) Beoordeelt de geachte minister de opvolging van en de controle op adopties in België, vanuit een strafrechtelijk oogpunt, als voldoende adequaat en slagkrachtig? Met welke argumenten onderbouwt hij zijn antwoord?

Antwoord ontvangen op 18 december 2013 :

De artikelen 391 quater en quinquies van het Strafwetboek voorzien gevangenisstraffen en geldboetes voor wie met bedrieglijk inzicht een adoptie heeft verkregen of proberen te verkrijgen die strijdig is met de bepalingen van de wet, of als tussenpersoon is opgetreden en voor een derde een adoptie heeft verkregen of proberen te verkrijgen zonder lid te zijn van een daartoe vooraf door de bevoegde gemeenschap erkende adoptiedienst of die als lid van een erkende adoptiedienst voor een derde een adoptie heeft verkregen of proberen te verkrijgen die strijdig is met de bepalingen van de wet.

Er werd tot op vandaag geen melding gemaakt van dergelijke dossiers.

Wanneer er voldoende aanwijzingen zijn dat de adoptie is tot stand gekomen ingevolge de ontvoering van, de verkoop van of de handel in kinderen, kan de adoptie herzien worden door de rechtbank. De herziening kan gevorderd worden door het openbaar ministerie of door een persoon dit tot de derde graad deel uitmaakt van de biologische familie (art. 351 B.W.).

Gezien het hoger belang van het kind in deze zaken meespeelt, moet men evenwel nog meer dan anders preventief misbruiken vermijden.

Sedert de inwerkingtreding van het Verdrag van Den Haag van 29 mei 1993 en de aanpassing van de Belgische wetgeving, kunnen alleen de door een gemeenschap erkende adoptiediensten bemiddelen inzake adoptie en een samenwerking met een herkomstland opstarten.

In het onderzoek voorafgaand aan de erkenning van een buitenlandse adoptiekanaal, wordt de adoptiewetgeving van het herkomstland onderzocht, wordt gepeild naar de ervaringen van andere ontvangstlanden, en wordt onder meer bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken navraag gedaan naar de betrouwbaarheid van de personen (zoals de lokale contactpersonen en autoriteiten) die tussenkomen in de adoptieprocedure.

De lokale contactpersonen van de adoptiediensten moeten ook door de autoriteiten van het herkomstland worden erkend; alleen erkende weeshuizen mogen een kinddossier voorleggen aan de contactpersonen.

Naast deze controle op de tussenpersonen wordt elk individueel kinddossier bovendien door de centrale autoriteiten van de gemeenschappen gecontroleerd vooraleer wordt ingestemd met een verderzetting van de adoptieprocedure.

Eenmaal de adoptiebeslissing in het buitenland is tot stand gekomen, wordt deze door de federale centrale autoriteit gecontroleerd met het oog op erkenning en registratie.

De Belgische regelgeving over interlandelijke adopties, zowel op federaal niveau als bij de gemeenschappen, behoort volgens het permanent bureau van de Conferentie van Den Haag en volgens andere organisaties, tot de strengste ter wereld en het meest in overeenstemming met de geest en de letter van het Verdrag van Den Haag van 1993.