Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4361

van Dirk Claes (CD&V) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Spoorwegpolitie - Incidenten - Infrastructuur Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen - Metrostations - Tussenkomsten - Aard en aantal

Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
spoorwegstation
spoorwegnet
vervoer per spoor
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
metro
politie
officiële statistiek
geografische spreiding

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
26/10/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3831

Vraag nr. 5-4361 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 22 maart jl. stelde ik u de vraag (5-1809) naar het aantal incidenten binnen de infrastructuur van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) waarbij de (spoorweg)politie tussenbeide is moeten komen. In het uitgebreide antwoord kreeg ik daarbij de cijfers van 2005 tot en met 2009. Voor 2010 waren enkel nog maar de cijfers van het eerste trimester beschikbaar. Vandaar dat ik via deze vraag om een actualisatie verzoek.

Graag had ik de geachte minister de volgende vragen gesteld:

1) Hoeveel incidenten hebben zich in 2010-2011 voorgedaan binnen de infrastructuur van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) waarbij de (spoorweg)politie tussenbeide is moeten komen?

2) Wat was de aard van de incidenten waarbij de (spoorweg)politie tussenbeide is moeten komen? Graag ook de geografische spreiding.

3) Kan de geachte minister mij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook de cijfers per (metro)station bezorgen en/of de cijfers per gemeente?

Antwoord ontvangen op 26 oktober 2012 :

Gelet op de omvang van de gevraagde cijfers, zullen deze u rechtstreeks worden meegedeeld en niet worden gepubliceerd. 

Een kopie van het antwoord ligt eveneens ter inzage bij de Griffie van de Senaat. 

Vraag 1 

Gelieve in de tabellen het aantal inbreuken te willen vinden vastgesteld door de geïntegreerde politie op spoorwegdomein (treinen, stations en sporen).

Deze cijfers werden geventileerd per korps van registratie en voorgesteld voor een periode 2008-2011 alsook voor het geheel per maand voor het jaar 2011. Deze cijfers komen van de algemene nationale databank van de geïntegreerde politie (CGOP/B, Dienst gegevensbeheer). 

De analyse van de gegevens geeft aan dat het totaal van de geïntegreerde politie een stijging heeft vastgesteld (+7 %) van het aantal inbreuken op spoorwegdomein en dit voor de periode 2008-2011.

Het aantal geregistreerde inbreuken door de spoorwegpolitie (SPC) is licht gedaald in diezelfde periode (3 %). Deze cijfers moeten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, gezien deze ook in verband staan met de capaciteit van de politiediensten en betrekking hebben op verschillende categorieën van criminele fenomenen.  

Vraag 2 

Gelieve in de tabellen de gevraagde cijfers te willen vinden. Het gaat om het aantal inbreuken vastgesteld door de spoorweg- en metropolitie (SPC) Deze gegevens werden geventileerd op drie verschillende manieren : per categorie van misdaadfenomeen, per arrondissement en per provincie. Deze cijfers komen uit de algemene nationale gegevensbank van de geïntegreerde politie en zijn gepresenteerd voor de periode 2005-2010, alsook voor het eerste semester van het jaar 2011.

Het verschil in cijfers met vorige vraag zit hem in het feit dat deze tabellen niet enkel de cijfers bevatten van de inbreuken op het spoorwegdomein, maar ook die geregistreerd in de Brusselse metro.  

Onze gegevens geven een beeld weer van de vijf voornaamste categorieën van inbreuken die door SPC werden geregistreerd. Dit zijn de volgende (geklasseerd per opklimmende orde van belangrijkheid): diefstallen en afpersing (43 % van de inbreuken), inbreuken tegen de wetgeving op de vreemdelingen (14 %), inbreuken met betrekking op het bezit en het gebruik van verdovende middelen (11 %), inbreuken tegen de fysische integriteit (5 %) en inbreuken tegen de openbare trouw (5 %). Met uitsluiting van de feiten waarvan het aantal inbreuken lager is dan 10, merken we dat de voornaamste daling van het aantal inbreuken zich situeert in de volgende categorieën: inbreuken tegen de strafwet (-93 %), openbare gezondheid (-91 %), identiteitskaart (-74 %), beschadiging van eigendom (-57 %), en bescherming van de persoon (-47 %). Daartegenover werd een toename van een aantal inbreuken geregistreerd voor de volgende categorieën: andere bijzondere wetten (+14 %), inbreuk tegen andere morele waarden en gevoelens (+67 %), inbreuken tegen de fysieke integriteit (+28 %) en de jeugdbescherming (+7 %). 

Onze gegevens tonen aan dat het aantal door SPC geregistreerde inbreuken gedaald is van 20 312 in 2005 naar 16 220 in 2010 (ofwel een daling van 20 %). Voor de volledige periode van 2005 tot en met 2010 vinden we in de volgende gerechtelijke arrondissementen de cijfers waar SPC de meeste inbreuken heeft geregistreerd : het Brussels Gewest (19 gemeenten ; 62 912, of 57 % van het totaal), Antwerpen (9 875), Gent (6 575), Luik (6 040) en Brugge (3 543). Op provinciaal vlak lopen de cijfers gelijklopend met die van de gerechtelijke arrondissementen : het Brussels Gewest (62 912), Antwerpen (11 252), Henegouwen (7 709), Oost-Vlaanderen (7 142) en Luik (6 497). 

Te noteren valt dat het aantal (of de evolutie van het aantal) door SPC geregistreerde inbreuken niet enkel afhangt (van de evolutie) van het aantal reizigers die gebruik maken van het netwerk van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) en de Maatschappij voor het intercommunaal vervoer te Brussel (MIVB) (metro), maar ook van de effectieve capaciteit van de SPC-posten (het aantal politiemensen) en van de protocolakkoorden die met andere partners werden ondertekend aangaande het interventieterrein van SPC. Als voorbeeld kunnen de verhoogde cijfers van geregistreerde inbreuken in het Brussels Gewest waarschijnlijk worden verklaard door : (1) het hoog aantal politiemensen van SPC in het Gewest (329 effectieven en afgedeelden, of ongeveer 55 % van het totale effectief van SPC); (2) het hoog aantal reizigers die dagelijks naar of vanuit Brussel vertrekken of erdoor rijden, met andere woorden is Brussel het knooppunt van de Spoorwegen in België en zelfs de Europese Unie; (3) het interventiedomein van SPC, wat in Brussel groter is dan in de andere Gewesten (omdat ook treinen en metro worden samen gerekend). Bovendien is de daling van het aantal door SPC geregistreerde inbreuken (-20 % tussen 2005 en 2010) niet noodzakelijk te wijten aan een daling van de criminaliteit; een grotere aanwezigheid van SPC op het terrein (effect van afschrikking) en/of een daling van de effectieve capaciteit van SPC (vermindering van het aantal vaststellingen) kunnen bijvoorbeeld een dergelijke daling verklaren. 

Vraag 3 

Gelieve in de tabellen het aantal geregistreerde inbreuken in het Brussels Gewest door de geïntegreerde politie te willen vinden, geventileerd per metrostation en per gemeente. Deze cijfers komen uit de algemene nationale gegevensbank (via AIK Brussel) en voor de periode 2007-2010, alsook voor het eerste semester van het jaar 2011.  

Uit de analyse van de cijfers blijkt dat de politiediensten een stijging hebben geregisteerd van het aantal inbreuken in de (pré)metrostations Weststation, Albert, Delacroix, Anneessens en Clémenceau. Daartegenover is een daling vast te stellen in de (pré)metrostations van Noordstation, Madou, Zuidstation en Beekkant. 

Op het vlak van de gemeenten, hebben de politiediensten een daling van het aantal inbreuken vastgesteld in de gemeenten Sint-Joost-ten-Noode (-55 %), Ukkel (-52 %) et Watermael-Bosvoorde (-21 %). Een stijging van het aantal inbreuken daarentegen werd vastgesteld in de gemeenten Ganshoren (+40 %), Sint-Lambrecht-Woluwe (+23 %) en Evere (+17 %). 

Opnieuw moeten deze cijfers met de nodige omzichtigheid worden geïnterpreteerd, gezien de registratie afhangt van een groot aantal variabelen (meerbepaald het aantal effectieve controles uitgevoerd door de politiediensten, zie vraag 1 en 2).

De door het geachte lid gevraagde gegevens werden haar rechtstreeks meegedeeld. Gelet op de aard ervan worden zij niet gepubliceerd, maar liggen zij ter inzage bij de griffie van de Senaat.