Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2705

van Dominique Tilmans (MR) d.d. 12 juli 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

De betrokkenheid van de Europese Unie en België in de oplossing van het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan

Azerbeidzjan
Armenië
Europese Unie
Rusland
politieke situatie
Kaukasuslanden

Chronologie

12/7/2011Verzending vraag
9/9/2011Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1046

Vraag nr. 5-2705 d.d. 12 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

De Europese instellingen hebben onlangs de kwestie van de Zuidelijke Kaukasus op hun agenda gezet, op basis van de toenemende spanningen in de regio, in het bijzonder over Nagorno-Karabach.

De Raad voor Buitenlandse Zaken van 23 en 24 mei 2011, waar u aanwezig was, heeft een gedachtewisseling gehad over de huidige situatie in de Zuidelijke Kaukasus en over de rol die de Europese Unie in die regio kan spelen. De Commissie van haar kant heeft onlangs een mededeling "Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden" gepubliceerd en de voorzitter van het Europees Parlement keert terug van een bezoek aan Armenië.

1) Wat is uw analyse over de jongste ontwikkelingen in die regio, in het bijzonder over de diplomatieke vooruitgang met het oog op de oplossing van het conflict in Nagorno-Karabach?

2) Is er bij de 27 ministers van Buitenlandse Zaken een gemeenschappelijke wil om meer druk uit te oefenen om een vreedzame oplossing te zoeken voor dat conflict? Welke nieuwe stappen worden daartoe gedaan?

Na mijn deelname aan een missie met de Verenigde Naties blijf ik ervan overtuigd dat een militaire oplossing geen optie is.

3) Welke meerwaarde heeft de mededeling van de Commissie voor die regio van de Kaukasus? Meent u dat de herziening van het Europese nabuurschapsbeleid ver genoeg gaat?

4) Hebt u het gevoel dat de Europeanen en België op een geloofwaardige wijze aanwezig zijn in dat deel van de wereld, dat zich als een echt economisch en geostrategisch kruispunt van de wereld opwerpt? Voorzien we ons van alle nodige instrumenten om onze aanwezigheid in die landen te ontwikkelen?

5) Uit de Arabische Lente hebt u geleerd dat onze diplomatie de contacten met de burgermaatschappij moet intensifiëren. De vrouwen van die landen zijn vragende partij voor partnerschappen, voor engagementen van onze kant op lange termijn om een einde te kunnen maken aan die door militairen geblokkeerde maatschappijen waarin ze al meer dan twintig jaar leven. Zullen we hun oproep kunnen beantwoorden?

Antwoord ontvangen op 9 september 2011 :

Wat betreft de inspanningen van België voor de Zuidelijke Kaukasus heb ik in maart jlongstleden mijn goedkeuring gegeven aan een financiële ondersteuning van België voor projecten ter ondersteuning van de civiele maatschappij en de Niet-gouvernementele organisatie (NGO)’s actief in deze regio. Het totale bedrag van deze laatste bijdrage loopt op tot bijna 1 500 000 euro.

Wat betreft Nagorno-Karabach, ondersteunt België, zoals de andere lidstaten van de Europese Unie, ten volle de inspanningen van de Minsk-Groep (co-voorzitters: Frankrijk, Verenigde Staten en Rusland) die werd opgericht door de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE) in 1995 om een rechtvaardige en vreedzame oplossing voor het conflict te bemiddelen.

Dit jaar hebben de Minsk-Groep en haar leden hun inspanningen verdubbeld. Tijdens de vergadering van de presidenten van Azerbeidzjan, Armenië en Rusland (te Sotchi op 5 maart 2011) bereikten de partijen een overeenkomst over een gezamenlijk onderzoek van de grensincidenten en over de uitwisseling van oorlogsgevangenen.

Bovendien werden de gesprekken verdergezet over de “Beginselen van Madrid” die moeten dienen als leidraad voor de uitwerking van een definitief statuut voor Nagorno-Karabach. De voornaamste principes zijn: (1) de ontwikkeling van een tijdelijk statuut voor Nagorno-Karabach, (2) het houden van een referendum over een definitief statuut en (3) de aanwezigheid van een internationale vredesmacht. Op 22 april 2011 vond een nieuwe vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken van Azerbeidzjan, Armenië en Rusland plaats te Astrakhan.

Ter gelegenheid van de G-8-top in Deauville op 26 mei lanceerden de presidenten Sarkozy, Medvedev en Obama een oproep tot Armenië en Azerbeidzjan om zich te onthouden van alle geweld en ontvlambare retoriek. Bovendien vroegen zij de twee landen om verder te werken aan de voltooiing van de “Beginselen van Madrid” en boden zij hierbij hun hulp aan. Op 25 juni 2011 kwamen de presidenten van Rusland, Armenië en Azerbeidzjan bij elkaar te Kazan (Rusland) om verder over de “Beginselen van Madrid” te spreken.

De Europese Unie (EU) heeft haar inspanningen tijdens de laatste jaren gevoelig verhoogd om haar aanwezigheid in de Zuidelijke Kaukasus verder te ontwikkelen. De landen van de Zuidelijke Kaukasus hebben er zelf alle belang bij om hun relaties met de EU te ontwikkelen, in het bijzonder in het kader van het Oostelijk Partnerschap.

De recente mededeling van de Europese Commissie over het Europees Nabuurschapbeleid van 25 mei 2011 heeft zeker een toegevoegde waarde voor de partners van de Zuidelijke Kaukasus. Zij voorziet in een aantal nieuwe ijkpunten ter versterking van de politieke samenwerking en samenwerking op vlak van veiligheid, in het bijzonder door een sterkere inspanning van de EU voor het managen en het oplossen van conflicten en door een eventuele deelname van de EU aan verbanden zoals de Minsk Groep.

Daarenboven speelt de EU een belangrijke rol in het remediëren van de gevolgen van de oorlog in Georgië met onder andere de EUMM (EU Monitoring Mission) en de actieve deelname van de EU aan de gesprekken te Genève. Niettemin moet erkend worden dat andere landen een veel langere traditie van aanwezigheid en betrokkenheid in deze regio kennen.