Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2598

van Yves Buysse (Vlaams Belang) d.d. 22 juni 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Mensenhandel - Sociale Inspectie - Inspecteurs - Sensibilisering en vorming

arbeidsinspectie
mensenhandel
zwartwerk
illegale werknemer

Chronologie

22/6/2011Verzending vraag
6/7/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2598 d.d. 22 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de werkgroep " Mensenhandel " van de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden van de Senaat werden in de eerste maanden van 2010 hoorzittingen gehouden, onder meer met vertegenwoordigers van de Sociale Inspectie.

Een van de sprekers wees op de nood aan verdere en continue sensibilisering van de inspecteurs en niet alleen van de gespecialiseerde inspecteurs van de cellen Mensenhandel en Risicosectoren (MERI).

Een andere spreker van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) had er immers op gewezen dat de diensten van de arrondissementscellen, die niet bevoegd zijn voor het opsporen van gevallen van mensenhandel " de reflex (zouden moeten) hebben om onmiddellijk informatie door te geven aan de verbindingsmagistraat of, als ze hem niet kunnen bereiken, aan de arbeidsauditeur; in laatste instantie moeten zij zich wenden tot een politiedienst. De informatie twee dagen later doorgeven heeft geen zin meer want heel vaak zullen de werknemers al verdwenen zijn ".

Ook vorming rond valse verblijfs- en identiteitsdocumenten bleek een noodzaak.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Op welke manier werd die continue sensibilisering van inspecteurs bewerkstelligd en verbeterd?

2) Hoeveel meldingen vanuit diensten die niet direct bevoegd zijn voor het opsporen van gevallen van mensenhandel, waren er in de voorbije twee jaar naar verbindingsmagistraten, arbeidsauditeurs of politiediensten? Vanuit welke arrondissementscellen kwamen die meldingen? Hoe vaak leidde die melding tot een vaststelling van mensenhandel?

3) Erkent de geachte minister de noodzaak van bijkomende vorming rond valse verblijfs- en identiteitsdocumenten in de voorbije twee jaar? Werden in 2010 en 2011 dergelijke vormingssessies georganiseerd?

Antwoord ontvangen op 6 juli 2011 :

Vooraf moet toch duidelijk gesteld worden dat de inspecteurs van de cellen MERI tot de sociale inspectie van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid behoren. Daarvoor is Mevrouw Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken bevoegd.

1. Een continue sensibilisering van inspecteurs over dergelijke onderwerpen gebeurt vooral in het kader van de arrondissementscellen. Per gerechtelijk arrondissement bestaat er een cel van alle inspectiediensten (inclusief politie, fiscale en gewestelijke inspectiediensten) onder leiding van de arbeidsauditeur. Deze cel vergadert maandelijks waarbij informatie wordt uitgewisseld over concrete dossiers met een bijzondere impact. Deze arrondissementscellen worden gevolgd door een nationale SIOD-coördinator die ook de nodige input kan geven.

2. Er zijn geen statistische gegevens voorhanden over het aantal meldingen die aan verbindingsmagistraten, arbeidsauditeurs of politiediensten worden medegedeeld. Naast de hierboven vermelde arrondissementscellen worden er ook regelmatige vergaderingen rond mensenhandel gehouden met arbeidsauditeur, verbindingsmagistraat, gespecialiseerde politiediensten, de sociale inspectie en de inspectie Toezicht sociale wetten.

3. De noodzaak van een permanente vorming is voor sociale inspecteurs meer dan een noodzaak. Sociale inspecteurs moeten immers niet alleen kennis hebben van alle (wijzigingen in) de sociale en arbeidswetgeving, maar zij moeten ook op de hoogte blijven van de wijzigingen in andere wetten (bv.: strafwetboek, vennootschapswetgeving, Europese richtlijnen en rechtspraak, enz.).

Voor wat de vorming in 2010 en 2011 betreft, wordt voorrang gegeven aan opleidingen in het kader van het Sociaal Strafwetboek en het E-PV (elektronisch proces-verbaal).

Wat betreft valse identiteitsdocumenten, moet ook duidelijk gezegd worden dat de arbeidsinspectiediensten enkel maar ondersteunend werken in het kader van mensenhandel (enkel als mensenhandel zich voordoet als economische uitbuiting, welke betrekking kan hebben op zowel een Belgische als een buitenlandse werknemer). Het is in de eerste plaats een taak van de politie en van de Dienst Vreemdelingenzaken om dergelijke valse documenten op te sporen.