Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1887

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 29 maart 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Antidepressiva - Stijgend gebruik - Redenen - Maatregelen

geneesmiddel
geestelijke gezondheid
geestesziekte
ziekenhuis
psychotropicum

Chronologie

29/3/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Vraag nr. 5-1887 d.d. 29 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het persbureau Belga citeert schokkende cijfers over het gebruik van antidepressiva in België. Eén miljoen landgenoten, dus 10 % van de bevolking, " slikken " deze medicatie. Daarbij valt op dat een grote meerderheid van hen niet in een pathologische situatie van depressie vertoeft. Jaarlijks betekent deze consumptie het duizelingwekkende aantal van 284 miljoen en een stijging met 4,3 % ten opzichte van de vorige meting. In de ziekenhuizen blijkt deze stijging beduidend groter, namelijk een stijging van 18,6 % tot 8,7 dosissen.

Het zoeken naar een oorzaak van deze stijgingen geeft een voorspelbaar antwoord: gebruik van deze medicatie ontwikkelt vanzelfsprekend een nood aan meer dosissen. De reden waarom het beginaantal al zo hoog ligt, moet worden gezocht in een complex van redenen. Het hoeft geen betoog dat voorschrijfgedrag van artsen maar zeker ook de agressieve promotie van de farmaceutische industrie hierbij cruciaal zijn.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister deze cijfers en stijgingen? Hoe evalueert en duidt zij deze evolutie? Onderschrijft zij de analyse dat deze ontwikkeling als bijzonder onrustwekkend moet worden geïnterpreteerd?

2) Welke redenen vindt zij om zowel het ruim verspreide gebruik als de recente stijgingen ervan te verklaren? Hoe zwaar wegen de volgende redenen:

- ongeoorloofd voorschrijfgedrag van artsen;

- promotie voor deze medicatie door de farmaceutische industrie?

3) Hoe verklaart zij de exponentiële toename van deze medicatie in ziekenhuizen?

4) Op welke wijze wil zij dit probleem aanpakken? Nam of plant zij hieromtrent maatregelen? Zo ja, welke? Zo niet, hoe verklaart zijde inertie omtrent de bestrijding van dit bedreigende fenomeen?

5) Legde zij in dit verband al contact met haar collegae van de gemeenschappen om ook de preventie hieromtrent te stimuleren?