Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11277

van Richard Miller (MR) d.d. 26 maart 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

de Belgische bijdrage tot het versterken van de Libische Staat

Libië
ontwapening
politieke situatie
civiele missie van de EU

Chronologie

26/3/2014Verzending vraag
30/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4893

Vraag nr. 5-11277 d.d. 26 maart 2014 : (Vraag gesteld in het Frans)

Uit een artikel in Your Middle East blijkt dat de veiligheidssituatie in Libië sinds het einde van de militaire interventie eind 2011 nauwelijks is verbeterd. Er circuleren veel wapens op het terrein en talrijke milities en gewapende groepen leggen hun dictaat op in strategische gebieden. De stabilisering en veiligheid van het land lijken jammer genoeg ver van verzekerd. Het artikel meldt dat het beleid om “vrede te kopen”, dat tot op heden is gevolgd, niet zal werken. Het heeft enkel geleid tot de aanmoediging van bepaalde milities. Daar komt nog bij dat het land de hoeksteen is van de strategie van AQMI in de regio.

De autoriteit van de regering blijft betwist. Zo kondigde het Political Bureau of Cyrenaica in oktober de oprichting van een federale staat van Cyrenaica aan. Ook bezet het al enkele maanden olieterminals, waardoor de Libische regering bijna zeven miljard euro aan inkomsten heeft misgelopen. In het zuiden van het land duren de confrontaties voort tussen de Arabische stam van de Awlad Suleiman en de Toeboe-stam, een zwarte stam die in het zuiden van Libië woont. Die gevechten destabiliseren de regio nog meer; de vraag van de Nigerese regering op 5 februari voor een internationale interventie bewijst dat. Het conflict strekt zich immers uit over de grenzen met Niger en Tsjaad. Ik denk dan ook terug aan de toespraak van de minister in het debat “België en de Europese Unie ten opzichte van de Arabische revoluties”. Daarin onderstreepte hij dat de veiligheidssituatie in Libië en het ganse Sahel-gebied zeer verontrustend is en dat de centrale overheden niet in staat zijn met de milities te rivaliseren en de grenzen te beveiligen, zodat smokkel daar schering en inslag wordt.

De Libische eerste minister, Ali Zeidan, vraagt de buitenlandse machten en de internationale gemeenschap vaak om zijn regering te helpen de verspreiding van wapens en de opmars van milities in het land een halt toe te roepen. Het is evident dat de heropbouw van de Libische strijdkrachten een absolute noodzaak is om de stabiliteit in het land en de ganse regio te waarborgen. De Libische regering zal geen enkele macht hebben zolang de milities in volstrekte onwettigheid hun beleid kunnen opleggen. Die hulp bestaat vaak in bilaterale samenwerking, maar ook de NAVO zegt dat ze bereid is technische steun te leveren voor de opleiding en versterking van de Libische defensiekrachten. België heeft overigens bijgedragen aan de EUBAM-missie, die als strategisch doel had de Libische overheden te steunen bij de ontwikkeling van hun capaciteit om hun grenzen beter te beveiligen. De beveiliging van Libië blijft een prioriteit omdat ze onontbeerlijk is om de Libiërs in staat te stellen zich te concentreren op de uitbouw van de democratische instellingen die ze verdienen.

Mijnheer de vice-eersteminister

Meent u dat het beleid om de milities in de Libische veiligheidstroepen te integreren, efficiënt is? Heeft de Libische regering een echte strategie voor de ontwapening, demobilisatie en re-integratie uitgewerkt? Hoe moet het probleem van de milities op een coherente wijze worden aangepakt?

Wat de lopende Belgische bijdrage betreft om de Libische veiligheidstroepen te consolideren, had ik graag vernomen wat de stand van zaken is met betrekking tot het internationale project voor de inventarisatie en vernietiging van overtollige wapens, zoals MANPADS? België heeft deelgenomen aan de tweede fase van dat internationale project (negen tot twaalf maanden), met een bijdrage van 225.000 euro, onder de noemer “Consolidatie van de vrede”. Hoe evalueert u overigens de ontplooiing van de Europese missie om de Libische grenzen te controleren, EUBAM?

Ten slotte wil ik graag uw mening kennen over de rol van de regionale grootmachten in de consolidatie van de huidige machthebbers en in de stabiliteit in de regio. Wat is de rol van de regionale en subregionale organisaties?

Antwoord ontvangen op 30 april 2014 :

De gewapende milities hebben nog steeds een nefaste invloed op het overgangsproces in Libië. De invloed van die milities op alle aspecten van het openbaar leven bemoeilijkt sterk de taak van de centrale autoriteiten, zowel van de regeringsleden als van het Algemene Volkscongres van Libië. We moeten vaststellen dat de nieuwe autoriteiten zich twee jaar na de val van het regime van Kadhafi niet in staat hebben getoond om de milities te ontmantelen en te ontwapenen, noch om ze te integreren in een nationaal veiligheidskorps. Hoewel ze hiervoor steun krijgen van heel wat buitenlandse partners, blijft de Libische overheid te zwak en te omstreden om een eind te maken aan dit complexe probleem dat desondanks prioritair blijft voor het land.

België heeft zich aangesloten bij andere partnerlanden van Libië om de Libische autoriteiten te helpen bij het herstel van de veiligheid in het land en in de strijd tegen de proliferatie van wapens. In 2012 besliste de regering om een bijdrage te leveren aan een programma van het Amerikaanse Staatsdepartement voor de vernietiging en beveiliging van conventionele wapens in Libië. In 2013 werden twee schijven van elk 80 000 euro uitbetaald. In de eerste fase van dit programma werd een inventaris gemaakt van onvoldoende beveiligde opslagplaatsen van wapens en werden 5 000 Manpads vernietigd. In de tweede fase in 2013 werden opslagplaatsen nabij Al-Aziziya, Mizdah en Waddan beveiligd en werden wapens en munitie vernietigd. De uitvoering van het programma is moeilijker geworden omwille van de toenemende onveiligheid. Het programma wordt ter plaatse uitgevoerd door een privécontractant in samenwerking met de Libische regering in Tripoli en de plaatselijke autoriteiten.

In juni 2013 heeft de Europese Raad een besluit aangenomen (2013/320/GBVB) om de beveiliging van wapenopslagplaatsen te steunen met een bedrag van 6,6 miljoen euro. Dat project zit op de goede weg. Het wordt geleid door de Duitse organisatie G.I.Z. De nood aan bijkomende maatregelen op dit gebied werd onlangs aangehaald tijdens internationale besprekingen in New York en in Rome. Het grote aantal opslagplaatsen en de enorme hoeveelheid wapens en munitie in Libië zijn een potentiële bron voor instabiliteit in de hele regio voor de komende jaren.

Voor het overige neemt België actief deel aan de civiele EU-missie die bedoeld is om de capaciteiten van de Libische staat rond grensbeheer te versterken. België ziet de EUBAM-missie als een duidelijke boodschap dat de EU zich engageert ten opzichte van haar zuiderburen. Dat is de reden waarom ons land zich heeft geëngageerd voor die missie en tal van kandidaturen van deskundigen heeft ingediend. Op dit ogenblik nemen vijf Belgen deel aan de missie: twee politiedeskundigen, een douanedeskundige en twee algemene deskundigen. Bovendien heeft België ook een politiedeskundige afgevaardigd naar de delegatie van de EU in Tripoli.

Omwille van de politieke instabiliteit en de veiligheidssituatie in Libië zijn tot op heden de resultaten van de missie vrij beperkt gebleven. Daarom kunnen we ons nu afvragen op welke manier beter rekening kan worden gehouden met de risico's en dreigingen die de goede werking van de missie belemmeren. Binnenkort wordt de missie onderworpen aan een strategische evaluatie en dat is het ideale moment voor dergelijke vragen en om de resultaten van de missie en het engagement van België ten opzichte van die missie te evalueren. Bij die strategische evaluatie zal ons land zich kritisch maar constructief opstellen.

Tot slot, voor wat de steun van de internationale gemeenschap aan het overgangsproces in Libië betreft, is er niet alleen een begeleiding op het terrein via de ondersteuningsmissie van de Verenigde Naties, UNSMIL, maar vergadert de internationale gemeenschap vrij geregeld, en in diverse fora, over de situatie in Libië en de wijze waarop zij de Libische overheid kan steunen. Op de Conferentie van Rome van 6 maart kwamen 42 landen bijeen onder het gezamenlijk voorzitterschap van de Verenigde Naties en Italië, met de bedoeling de internationale inspanningen om de democratische overgang in Libië te steunen te coördineren. Hoofddoel was om, samen met Libië, na te gaan op welke wijze de internationale gemeenschap de Libische overheid kan blijven steunen om de situatie in het land te stabiliseren. Maar het was ook nodig om duidelijke engagementen te krijgen, zowel vanwege de Libische overheid als van zijn internationale partners, over de acties die moeten worden genomen in verschillende prioritaire domeinen zoals een versterking van de instellingen, de regering en de rechtsstaat in Libië, de controle en beveiliging van wapen- en munitieopslagplaatsen op het hele Libische grondgebied, de ontwapening en volledige ontmanteling van de milities en de oprichting van een operationeel en efficiënt nationaal veiligheidskorps. Doordat ook de buurlanden van Libië aanwezig waren, kon trouwens worden gesproken over de essentiële kwestie van de grenscontroles en de bestaande samenwerking in de regio op dat vlak. Die samenwerking is meer bepaald gebaseerd op het Actieplan dat werd opgesteld in Tripoli in maart 2012 tijdens de eerste regionale Ministeriële Conferentie (regio Sahara-Sahel) over de veiligheid van de grenzen en ook op de Verklaring van Rabat na een tweede regionale Ministeriële Conferentie in november 2013.