Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11100

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 12 februari 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

de ruzie aan de top van de federale politie

politie
beheer

Chronologie

12/2/2014Verzending vraag
17/2/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4657

Vraag nr. 5-11100 d.d. 12 februari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik kan me inbeelden dat de minister ondertussen bijna op automatische piloot reageert op de weids verspreide geruchten dat het rommelt aan de politietop. Het lijkt wel een politiesport om, eens beland op een hoog hiërarchisch niveau, elkaar te beginnen belagen. Sinds vele jaren blijft dit soort verhalen de media kleuren. Terwijl er nog rechtszaken lopen tegen de vorige commissaris-generaal, lijkt ondertussen een nieuwe soap in de maak. De grote baas - er blijken nog steeds vele grote bazen te bestaan - van de gerechtelijke politie zou, zo vertellen de media, zijn ontslag aanbieden uit onvrede met de plannen van de commissaris-generaal. Zoals steeds blijkt achterliggend vooral een probleem van carričreplanning, want als men al die verhalen van al die jaren analyseert, dan gaat het altijd over na-ijver, ruzie omwille van titels en lonen, favoritisme, enz. Men zou beginnen te vermoeden dat de politietop vooral tijd en energie investeert in de eigen positie… meer dan in een performant korps. En leert de organisatiepsychologie ons niet dat de cultuur van de top en de elite zeer sterk de cultuur van de basis beďnvloedt? Dit zou meteen een verklaring zijn voor de vele cowboyverhalen over de lokale politiezones die eveneens het dagelijkse nieuws kleuren en verkleuteren.

De reactie van de minister, zoals ons gebracht door de media, illustreert deze houding van onverschilligheid. Zo citeert de grootste Vlaamse krant de volgende quote van de minister "En dat er conflicten zijn aan de top van de federale politie? Ach, die zijn er altijd al geweest". In Moličres taal klinkt dit als een fait accompli: het is zo, het blijft zo. Of in dezelfde taal gesteld: les jeux sont faits, rien ne va plus. In het Nederlands wordt dit gevat door moedeloosheid of de handdoek in de ring gooien…

Zo'n hopeloze inertie kan misschien begrijpelijk klinken, maar is het absoluut niet. Van een minister wordt verwacht dat er daadkrachtig en adequaat wordt opgetreden en niet dat zij op een bijna cynische wijze een stukje bankroet van de federale politietop aanvaardt. Want de politie bevindt zich in het kloppende hart van de rechtsstaat; daaromtrent past noch cynisme, noch moedeloosheid.

Bevestigt de minister haar quote in Het Laatste Nieuws van 14 januari jl. waarin ze stelt dat conflicten tussen de politietopmensen ondertussen tot het gewone, het normale en het voorspelbare behoren? Beaamt de minister dat dit soort van reacties eigenlijk bewijst dat de politiek weerloos toekijkt terwijl de politietop er steeds opnieuw in slaagt om publiekelijk ruziemakend in beeld te komen? Hoe verklaart de minister dit aanhoudende krakeel tussen hoog gekwalificeerde en uitzonderlijk streng geselecteerde topfunctionarissen, waaruit vooral een ego-strijd blijkt, gericht op uitbreiding van eigen macht en middelen, hogere posities en dito lonen… en waardoor er ongetwijfeld veel energie verloren gaat die hun eigenlijke opdracht zo hard nodig heeft: een performante federale politie! Is het echt zo dat de minister hier vanuit een grote inertie en hulpeloosheid moet toekijken en dat ze niet in staat is om hier disciplinerend, corrigerend en vooral remediërend op te treden? Waar ligt hier dan het kalf gebonden? Wat verhindert dat deze systematische verkleutering, veroorzaakt door de politietop zelf, een halt wordt toegeroepen?

Antwoord ontvangen op 17 februari 2014 :

Op vrijdag 10 januari 2014 heeft de heer François Farcy, directeur-generaal ad interim van de gerechtelijke politie, mij meegedeeld dat hij zich in het raam van de lancering op 24 december 2013 van de selectieprocedures van de nieuwe gerechtelijke directeurs van de nieuwe arrondissementen, eventueel kandidaat wilde stellen.

In het kader van het optimaliseringsproject van de politie, zullen de bevoegdheden van de directeurs inderdaad versterkt worden, zowel wat betreft de grootte van de arrondissementen, die voortaan provinciaal worden, als wat betreft de operationele bevoegdheden.

Op dinsdag 13 januari heeft de heer Farcy mij bevestigd dat hij, na beraad, beslist had om zich kandidaat te stellen voor een functie van arrondissementeel gerechtelijk directeur, want in zijn bewoordingen gaat het om een mandaat “dat in het kader van de hervorming van justitie en de optimalisering van de federale politie, een uitdaging vormt die ik wens op te nemen”.

Gezien de directeur-generaal van de gerechtelijke politie alle selectiecommissies moet voorzitten en hij zelf kandidaat is, achtte de heer Farcy zijn functie ad interim niet langer verenigbaar met zijn kandidatuur, en om die reden heeft hij voorgesteld om vanaf vrijdag 17 januari zijn ontslag in te dienen.

Hij werd in deze ad interim- functie vervangen door de heer Claude Fontaine, directeur van de centrale directie van de FGP die verantwoordelijk is voor de strijd tegen de criminaliteit tegen personen, dat onder meer de strijd tegen het terrorisme omvat.

De heer Farcy heeft vanaf die datum zijn functies als gerechtelijk directeur in Bergen opnieuw opgenomen.

Ik heb eraan gehouden hem te bedanken voor zijn actieve betrokkenheid bij zijn opdracht, zijn uitstekende samenwerking, de kwaliteit en het belang van het werk dat hij verricht heeft in het kader van de hervorming van de optimalisering en zijn onschatbare inbreng, meer bepaald bij de reorganisatie van de gerechtelijke pijler van de politie.

Een aantal kranten hebben op een serene wijze verslag uitgebracht over deze wijziging aan de top van de federale gerechtelijke politie, terwijl enkele kranten er verhalen van hebben gemaakt gebaseerd op geruchten.