Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11028

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 5 februari 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

de Mexicaanse griep

infectieziekte
epidemie
vaccinatie
farmaceutische industrie

Chronologie

5/2/2014Verzending vraag
22/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4398

Vraag nr. 5-11028 d.d. 5 februari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In februari 2009 krijgt een vijfjarig jongetje in Mexico keelpijn. Anderhalf jaar later werden alleen al in Europa meer dan honderd miljoen griepvaccins vernietigd. Overheden leden enorme verliezen. De farmaceutische industrie maakte een miljardenwinst. Terwijl wetenschappers allang meldden dat het hier een milde griep betrof, realiseerden overheden bewust een paniek van pandemische proporties.

Enkel door een definitieverandering veranderde een milde griep in een wereldomvattende gezondheidsbedreiging. Amper geteste vaccins vonden hun weg naar een gretige markt, als betrof het een experiment op wereldschaal.

De gevolgen daarvan worden langzaam zichtbaar. En die stemmen niet meteen tot vrolijkheid. De ingrediënten van de verspreide vaccins zijn mogelijk minder onschuldig dan de overheden vertelden. Ze bevatten stoffen met mogelijk ernstige gevolgen op de lange termijn.

Nooit eerder en op zo'n grote schaal werden zwangere vrouwen en kleine kinderen met deze stoffen geïnjecteerd. De Belgische bevolking en de rest van de wereld lijkt op oneigenlijke wijze verleid om deel te nemen aan een omvangrijk experiment waarvan de kosten werden gedekt door hun belastingen. De farmaceutische industrie sloeg daarmee een dubbelslag, namelijk een uitermate uitvoerig experiment waarop zelfs grote winsten werden gemaakt. Met een extra bonus, want eventuele claims als gevolg van bijwerkingen of de dood zullen terecht komen bij de overheid, niet de farmaindustrie.

Uit een reconstructie van de besluitvorming hieromtrent blijkt dat er veel meer dan een duidelijke informatiecampagne, vooral en expliciet een vaccinatiecampagne werd gevoerd. Voor dit wereldwijde pro vaccinatiebeleid tekende de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), die met de industrie als drijvende kracht ervoor zorgde dat een kleine, milde griep deze grote gevolgen kreeg.

Dit alles roept vele en uitermate belangrijke vragen op:

Wat is er nu werkelijk gebeurd? Kropen we door het oog van de naald of maakte men schaamteloos misbruik van een deskundig opgeklopte angst voor een dodelijk griepvirus? Hoeveel dodelijke slachtoffers veroorzaakte deze levensgevaarlijke " pandemie " en hoe staan deze cijfers tegenover de effecten van de jaarlijkse griepen? Ontwikkelde zich bij de besluitvorming hieromtrent geen vergaande belangenverstrengeling met de farmaindustrie, zowel in België als bij de WGO? Hoe kon en kan de geachte minister deze belangenvermenging voorkomen? Tekende zij geheime contracten waarin de farmaceutische industrie bepaalde welke informatie hierover wel en vooral niet naar buiten mocht komen? Stemt het met de werkelijkheid overeen dat men wereldwijd beroep deed op deskundigen / virologen, die al eerder optraden bij Severe Acute Respiratory Syndrome (SARS) en vogelgriep en op basis waarvan contracten werden gemaakt voor een volgende pandemie? Werden deze contracten automatisch geactiveerd nadat de WGO de pandemie uitriep? Stemt het overeen met de waarheid dat kort voor die uitspraak de definitie van pandemie was versoepeld onder invloed van de industrie? Klopt dat de farmaindustrie een belangrijke rol speelde bij het uitroepen van de pandemie? Is het bekend hoeveel winsten de farmaceutische industrie maakte dankzij deze " Mexicaanse griep "? Zijn de winstcijfers in België en wereldwijd ondertussen bekend? Welke lessen trekt zij uit de behandeling van deze " pandemie "? Hoeveel kostte de bestrijding van de " Mexicaanse griep " uiteindelijk, over de jaren heen, aan de overheid? Nam de farmaceutische industrie een deel van dit risico en de kosten hieraan verbonden op zich? Welke waarborgen kan zij leveren dat de besluitvorming in deze zonder inmenging van de belangen van de farmaceutische industrie gebeurde en in de toekomst zal gebeuren?

Antwoord ontvangen op 22 april 2014 :

Verschillende criteria hebben ertoe geleid dat de uitbraak van de “Mexicaanse griep” (intussen officieel het influenza A/H1N1pdm09 genoemd), die in vrijwel ieder gebied in de wereld werd bevestigd, werd beschouwd als een pandemie.

De eerste menselijke infecties met het nieuwe H1N1-virus,werden bevestigd in april 2009. Analyse van laboratoriummonsters toonde dat het nieuwe virus nooit eerder bij de mens was vastgesteld. Het was een virus van dierlijke oorsprong met een unieke mix van genen van varkens, vogel, en humane influenzavirussen. De genetische samenstelling van dit virus verschilt duidelijk van het oudere H1N1 virus dat sinds 1977 seizoensgebonden epidemieën heeft veroorzaakt.

De epidemiologische verspreiding verliep via een patroon dat afweek van wat we normaal zien bij de seizoensgebonden epidemie. In het noordelijk halfrond werden hoge besmettingniveaus vastgesteld tijdens de zomer, gevolgd door nog hogere niveaus tijdens de herfst en winter; in landen met een gematigd klimaat neemt de seizoensgriep in de regel af in het voorjaar en verdwijnt vóór de zomer.

Ook het ziekteverloop en de sterfte waren anders. Tijdens de gewone griep komt de overgrote meerderheid van de sterfte voor bij de meer kwetsbare oudere bevolking (> 90 %). De pandemie in 2009 trof vooral jongere personen, leidend tot hospitalisatie, intensieve zorg en overlijden.

Een frequente doodsoorzaak was de moeilijk te behandelen virale longontsteking; bij de seizoensgriep daarentegen, worden de meeste longontstekingen veroorzaakt door secondaire bacteriële infecties waarvoor men antibiotica toedient. Personen met comorbiditeit waren veel gevoeliger voor de pandemie, maar er stierven ook heel wat jonge mensen die voordien geen enkel gezondheidsprobleem hadden.

Men stelde vast dat het A/H1N1pdm09 virus snel de bovenhand haalde op andere circulerende influenzavirussen, een verschijnsel dat typisch is bij pandemieën.

Onderzoek toonde verder dat antilichamen tegen de H1N1 seizoensgriep geen bescherming boden tegen het pandemievirus en dat in sommige landen ca een derde van de >65 jarigen toch een zekere weerstand hadden die men niet terugvond bij de jongere leeftijdsgroepen.

Om de dreiging van een pandemie te evalueren, gebruikt de WHO een schaal met zes fasen; in deze context werden drie definities van een influenza pandemie gepubliceerd (vermeld in de pandemieplan richtlijnen in 1999, 2005 en 2009). Na de eerste menselijke ziektegevallen te wijten aan het H5N1 vogelgriepvirus in 1997 nam het onderzoek naar pandemische virussen en hun aanpak fel toe. De evolutie in de kennis bracht ook aanpassingen in de definitie teweeg en wees op de noodzaak van een verfijning en de praktische toepasbaarheid van de fase definities.

De guidelines van 2009 werden afgerond in februari 2009, dit met inbegrip van de definities van een pandemie en de fasen die leiden tot haar verklaring; er was toen in de verste verte nog geen sprake van het A/H1N1pdm09 virus, laat staan in het voornoemde document. De media verwijzen soms naar een document van 2003, beschikbaar op de website van de WHO, waaruit blijkt dat een grieppandemie "enorme aantallen doden en ziekte” met zich meebrengt. Toentertijd (en nog steeds) werd dit beschouwd als een mogelijk rampscenario eens het dodelijke H5N1 vogelgriepvirus gemakkelijk van mens op mens zou worden overgedragen, maar dit was nooit het voorwerp van een formele definitie.

Toen WHO directeur-generaal Dr. Margaret Chan op 11 juni 2009 – voor het eerst in meer dan veertig jaar- het begin van de pandemie aankondigde, werd gesteld dat de pandemie een gematigde ernst zou hebben. Er waren op dat moment wereldwijd een relatief klein aantal sterfgevallen geregistreerd en men verwachtte geen plotselinge en dramatische stijging van het aantal ernstige of fatale infecties.

In elke verdere evaluatie van de pandemie werd erop gewezen dat de overgrote meerderheid van patiënten milde symptomen toonde met een snel en volledig herstel, zelfs zonder medische behandeling. Wel hield men rekening met het instabiel karakter van influenzavirussen en het feit dat ze snel kunnen muteren; dit betekende immers dat het moeilijk was om te voorspellen of de impact daardoor niet zou veranderen. Deze onzekerheid heeft ertoe geleid dat naast de WHO vele gezondheidautoriteiten, zo ook de Belgische overheid, het voorzichtigheidsprincipe hebben toegepast, temeer men uit het verloop van vroegere pandemieën zeer goed wist dat de ernst kan veranderen tijdens de eerste en tweede golf van internationale verspreiding.

Er wordt beweerd dat het uitroepen van de pandemie zou zijn ingegeven door het winstbejag van de geneesmiddelenindustrie; dit spruit allicht voort uit het feit dat de WHO en de nationale overheden beroep doen op experten en de wijze waarop men de verklaring van deze deskundigen aangaande mogelijke belangenvermenging interpreteert. Potentiële belangenconflicten zijn inherent in elke relatie tussen een regelgevende instelling/overheid en een winstgedreven farmaceutische industrie. Om het beleid te kunnen stoelen op de beste expertise moet immers ook de overheid beroep doen op deskundigen die mogelijks ook banden hebben met de industrie (financiering van onderzoek, betaalde adviesopdrachten, deelname aan gesponsorde conferenties, e.a.). Om belangenvermenging te voorkomen en te vermijden dat adviezen worden bepaald door commerciële argumenten, worden de professionele en financiële belangen van alle betrokken experten grondig geëvalueerd.

Bij recent onderzoek werd geen enkel bewijs van onbehoorlijk gedrag aangetoond. Niettemin kan de transparantie worden verbeterd door rapporten steeds te voorzien van een “conflict of interest” lijst. Ook dienen contacten met de industrie in een voldoende gecontroleerd en veilig kader te gebeuren.

In België werd van 27 april tot 13 juli 2009 werd aan de hand van een inperkingsstrategie gestreefd naar het vertragen van de verspreiding van het virus op ons territorium. Vanaf juli 2009 werd door middel van een bestrijdingsstrategie gestreefd naar een vermindering van het aantal complicaties ten gevolge van deze nieuwe griepvirusinfectie en een snelle aanpak van de gevallen, om het aantal opgenomen patiënten en sterfgevallen te verminderen.

Confirmatietesten voor verdachte patiënten werden stopgezet ten voordele van testen voor risicopatiënten of patiënten met complicaties.

Naast de specifieke surveillancesystemen ingevoerd ter gelegenheid van de pandemie, heeft ook het peilnetwerk van huisartsen een primordiale rol gespeeld in het opvolgen van de pandemie. In 2009 zetten de huisartsenpeilpraktijken zonder onderbreking hun klinische en virologische surveillance voort. Hierdoor konden epidemische en virologische indicatoren gemeten worden op populatieniveau en werd het opvolgen van enige epidemische golf in de zomer van 2009 gewaarborgd. De epidemische drempel werd inderdaad voor het eerst overschreden eind september. De eerste pandemische golf in België werd beschreven in een speciaal nummer van het tijdschrift “Archives of Public Health” (2010; volume 68; isue2-3) Dit rapport focust op de surveillance van griep door de huisartsenpeilpraktijken tijdens het seizoen 2009-2010.

De ernst van de epidemie/pandemie heeft verscheidene vragen doen rijzen. Onze surveillancesystemen (peilartsen, Be-Momo) hebben het mogelijk gemaakt om de evolutie van de epidemie op te volgen. De globale mortaliteit, die ongeacht de oorzaken ervan tijdens de epidemie werd waargenomen, bleek nagenoeg normaal. De intensiteit van de epidemie, vastgesteld door de peilartsen, beantwoordt aan het gemiddelde. Onze surveillancesystemen hebben bepaalde fenomenen echter niet opgemerkt, zoals de opname van jongvolwassenen met een ernstig klinisch beeld of de complicaties die kunnen optreden bij specifieke groepen zoals zwangere vrouwen. De surveillance die tijdens de epidemie ingevoerd werd in de ziekenhuizen, volstond niet voor de beschrijving van deze gebeurtenissen, de welke nochtans door clinici gerapporteerd werden. De komende jaren zullen we onze surveillancesystemen verder versterken om de ernstige vormen verband houdend met een influenza epidemie beter te beschrijven en de criteria voor deze ernstige vormen te bepalen. Dit idee werd ook op Europees niveau, namelijk door het ECDC, geopperd.

We vermelden tenslotte nog dat Simonsen et al. (PLoS Med; 2013; Nov 26) het globaal aantal sterfgevallen tijdens de pandemie in 2009 schatten tussen 123 000 en 203 000, waarbij vooral jonge mensen getroffen werden. Dit is ongeveer 10 keer het aantal labo bevestigde doden gemeld aan de WHO (18 449). De studie geeft ook aanwijzingen dat er sterke regionale verschillen zijn met een sterftecijfer dat in delen van Centraal en Zuid-Amerika 20 maal hoger ligt dan in Europa, Australië en Nieuw-Zeeland. Ondanks de hoge mortaliteit in de jonge bevolkingsgroep en dus een groot verlies van levensjaren, werd de pandemie in het algemeen als mild beschouwd.

We hebben in België gekozen voor een veilige aanpak tegen een achtergrond van meerdere onbekende factoren in elke fase (bijvoorbeeld ernst, verloop, vaccinatie, risicogroepen, aantal doses per persoon, antivirale middelen, enzovoort). In meerdere opzichten werd overlegd wat erger zou zijn: te veel middelen, als achteraf blijkt dat het met minder kon, of te weinig middelen als achteraf blijkt dat er meer nodig is. Deze bescherming van de bevolking heeft uiteraard zijn prijs, maar bij een volgende pandemie zullen in wezen dezelfde overwegingen meespelen.