Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1093

van Piet De Bruyn (N-VA) d.d. 31 januari 2011

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking - Defederalisering - Werkgroep - Stand van zaken

ontwikkelingshulp
gewestvorming

Chronologie

31/1/2011Verzending vraag
20/4/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1092

Vraag nr. 5-1093 d.d. 31 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tijdens de Lambermont Staatshervorming in 2001 werd via de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot de hervorming van de instellingen ontwikkelingssamenwerking geregionaliseerd. Artikel 6ter stelde letterlijk: " Onderdelen van de ontwikkelingssamenwerking worden van 1 januari 2004 overgeheveld in zoverre ze betrekking hebben op de gemeenschaps- en gewestbevoegdheden. " Hiervoor werd een bijzondere werkgroep opgericht, die de opdracht kreeg een lijst van bevoegdheden op te stellen. Sindsdien werd er echter niet veel meer van die werkgroep vernomen.

Graag stelde ik de geachte minister daarom volgende vragen:

1) Wat is de stand van zaken van de werkgroep? Wanneer kwam deze werkgroep samen? Wanneer was de laatste samenkomst?

2) Hoe is / was de werkgroep samengesteld?

3) Werd er enig resultaat bereikt?

4) Zijn de verslagen van de werkgroep ter beschikking?

5) Zijn er andere werkdocumenten ter beschikking?

Antwoord ontvangen op 20 april 2011 :

Zoals het geacht lid opmerkt, stelt artikel 6ter van de Bijzondere Wet van 13 juli 2001 inderdaad dat “Onderdelen van de ontwikkelingssamenwerking worden vanaf 1 januari 2004 overgeheveld in zoverre ze betrekking hebben op de gemeenschaps- en gewestbevoegdheden. Een bijzondere werkgroep wordt opgericht, die tot taak heeft om, in overleg met de sector en uiterlijk tegen 31 december 2002, een lijst voor te stellen van de aangelegenheden die betrekking hebben op de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten inzake ontwikkelingssamenwerking.”

Volgens het advies van de Raad van State drukte dit artikel slechts een intentie uit om voor 1 januari 2004 een regeling inzake de overdracht van bepaalde bevoegdheden op het vlak van ontwikkelingssamenwerking tot stand te brengen, en kon dit artikel niet gelezen worden als een juridisch bindende verplichting.

Begin 2002 werden zowel op federaal als op deelstaatniveau werkgroepen opgericht (op politiek niveau) om het tweede lid van voornoemd wetsartikel uit te voeren. Een ruim aantal nationale en internationale instellingen, organisaties en experten werd gehoord. Op het institutionele vlak werden een aantal pistes naar voor gebracht. Maar er werd geen consensus bereikt over welke materies geregionaliseerd zouden kunnen worden. Er zijn geen verslagen of andere werkdocumenten ter beschikking. Begin 2004 werd tijdens een interministeriële conferentie voor buitenlands beleid beslist om opnieuw een werkgroep op te richten, samengesteld uit alle ministers van de federale overheid en de gewest- en gemeenschapsoverheden die bevoegd zijn voor ontwikkelingssamenwerking. Voor zover geweten leidde dit niet tot enige conclusies.

Deze problematiek werd niet opgenomen in het huidige, lopende regeerakkoord. Vermits de regering ontslagnemend en in lopende zaken is acht ik het niet opportuun om in deze materie een specifiek standpunt in te nemen.