Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1069

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 31 januari 2011

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Auteursrechten - Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers (Sabam) - Wijze van inning - Controles - Weinig transparante manier van werken

auteursrecht
openbaarheid van het bestuur

Chronologie

31/1/2011Verzending vraag
29/4/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1069 d.d. 31 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sabam beschikt over het monopolie om de auteursrechten in België te innen. Een groot deel van die inningen geschiedt op een quasi automatische, gestructureerde wijze, bijvoorbeeld bij audiovisuele media, in grote dancings, bij bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen. Een deel wordt ook geïnd door de auteursrechten verschuldigd door het draaien van muziek (in mindere mate het bieden van beelden of teksten) op fuiven en allerlei publieke of semiprivé feesten.

Voor de laatste categorieën kunnen de organisatoren hun fuif bij voorbaat "aangeven". Door toepassing van een aantal parameters (vierkante meter, inkomgelden, dansmogelijkheden, enzovoort) passen zij in een bepaald tarief. Zeker voor deze categorieën zendt Sabam controleurs op pad, zowel ter controle van de aangegeven initiatieven als op zoek naar feesten en fuiven die zich niet aan Sabam kenbaar maakten. Deze laatste zullen een zwaarder tarief moeten betalen (30 % hoger).

Over deze controles en controleurs doen heel wat verhalen de ronde. Er zijn vooral klachten over de onduidelijke tarieven en de soms bizarre en weinig consequente wijze van werken van de controleurs. Omdat een groot deel van deze fuiven worden georganiseerd door jonge mensen, die nauwelijks of niet geïnformeerd zijn over Sabam (bijvoorbeeld de heffingen), leiden de aanslagen en boetes van Sabam soms tot kleine drama's. Soortgelijke onduidelijkheid en irritaties hoort men bij de organisatoren van weinig gestructureerde, maar gezellige ontmoetingen, zoals straat- en buurtfeesten.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Door wie gebeuren de controles ter plaatse voor de inning van de auteursrechten, vooral voor fuiven en feesten? Hoe ligt hier de verhouding tussen het personeel van Sabam en ingehuurde (dus privé-) controleurs? Beschikt Sabam hieromtrent over evaluaties? Zo ja, wat concluderen ze? Welk beleid voert Sabam hieromtrent?

2) Welk aandeel van de inkomsten van Sabam betreft de inningen gekoppeld aan kleinschalige fuiven en feesten? Graag kreeg ik deze cijfers en hun verhouding tot het geheel per jaar, per gewest en gerubriceerd voor de periode van 2006 tot en met 2010. Hoe evalueert en duidt de minister deze cijfers?

3) Deelt hij de analyse dat kleinschalige, lokale en soms informele feesten en fuiven, zonder of met een uiterst bescheiden inkomgeld, beter per definitie zouden worden vrijgesteld van inningen? Bestaat de mogelijkheid om die inningen te compenseren met een forfaitaire bijdrage van bijvoorbeeld de gemeenschappen?

Antwoord ontvangen op 29 april 2011 :

1. Overeenkomstig artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten hebben de vaststellingen van de door de beheersvennootschappen aangewezen ambtenaren bewijskracht tot het tegendeel is aangetoond, op voorwaarde dat die controleurs erkend zijn bij ministerieel besluit en dat ze beëdigd zijn overeenkomstig artikel 572 van het Gerechtelijk Wetboek. Het koninklijk besluit van 11 december 1997 betreffende de erkenning van de op grond van artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten door beheersvennootschappen aangewezen personen preciseert de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om erkend te worden door de bevoegde minister.

Vooraleer de aanvraag om erkenning wordt ingediend, wordt eerst door Sabam nagegaan of aan die voorwaarden is voldaan, en daarna door mijn administratie. Sabam legt bovendien aan haar controleagenten de naleving van een interne deontologische code op.

De huidige wetgeving schrijft niet voor dat de controles moeten worden uitgevoerd door personeelsleden van de betrokken beheersvennootschap. Artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 beoogt “de door beheersvennootschappen aangewezen personen”.

Tot 31 december 2010 werden de controles uitgevoerd door de personeelsleden van de lokale inningskantoren die contractueel verbonden waren met Sabam. Die controleagenten waren erkend en beëdigd. De controlecel van de centrale zetel verrichte elke dag controles op hun activiteiten en de processen-verbaal van vaststelling werden systematisch nagekeken.

Sinds 1 januari 2011 worden ten gevolge van de afschaffing van de lokale inningskantoren de controles uitgevoerd door directe personeelsleden van Sabam, die eveneens erkend en beëdigd zijn. Voor de nieuwe medewerkers zal na een termijn van een jaar een aanvraag om erkenning worden ingediend.

Wat betreft het beleid van Sabam ten aanzien van deze agenten wordt jaarlijks een evaluatie uitgevoerd voor alle personeelsleden.

2. Wanneer de gegevens, die het geachte lid wenste, worden opgevraagd, zegt Sabam daar niet over te beschikken. Het gedeelte dat geïnd werd gedurende kleinschalige feesten is namelijk niet bekend. Sabam beschikt wel over de gegevens betreffende de inning voor tarief 105, het tarief “Feesten en Fuiven”.

Boekjaar

Geïnd bedrag (tarief 105)

Totale inningen / Tarief 105

2009

4 169 839

2,11 %

2008

4 962 140

2,28 %

2007

5 245 076

2,27 %

2006

5 333 351

2,47 %

Aan het geachte lid moet worden meegedeeld dat de gegevens betreffende het boekjaar 2010 nog niet beschikbaar zijn, want de jaarrekeningen zijn nog niet gepubliceerd.

De informatie betreffende het boekjaar 2009 moet met enige terughoudendheid bekeken worden. De jaarrekeningen voor het boekjaar dat op 31 december 2009 werd afgesloten, zijn wel gepubliceerd, maar de aangiften bij de controledienst van de inningen en verdelingen werden nog niet gecontroleerd.

Gegevens betreffende de inning per gewest zijn niet beschikbaar.

Het geachte lid zal een daling met 0,36 % kunnen vaststellen over de vier boekjaren in kwestie. Dat geeft blijk van een zekere stabiliteit bij de inningen die werden uitgevoerd op basis van tarief 105 van Sabam.

3. Artikel 1, vierde lid, van de wet van 30 juni 1994 stelt dat “alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om het werk volgens ongeacht welk procedé, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, aan het publiek mede te delen.” Het zijn dus de rechtenhouders, eventueel verenigd in beheersvennootschappen, die de voorwaarden bepalen waaronder hun werken mogen worden geëxploiteerd.

Tenzij men zich kan beroepen op een uitzondering zoals bedoeld in de artikelen 21, 22, 22bis of 23 van de wet van 30 juni 1994, zal artikel 1 van toepassing zijn voor elke mededeling aan het publiek. De uitzonderingen die zijn opgesomd in de wet moeten restrictief worden geïnterpreteerd, zoals de Europese regelgeving het trouwens wil (Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij). Op basis van de toepasselijke Europese regelgeving betreffende de materie kunnen kleinschalige feesten niet worden vrijgesteld van de betaling van auteursrechten.