Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10468

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 26 november 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

het protectionisme in de Europese Unie

protectionisme
toezicht op overheidssteun
overheidssteun
economische steun
Europese Unie

Chronologie

26/11/2013Verzending vraag
4/2/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4090

Vraag nr. 5-10468 d.d. 26 november 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tot voor kort associeerden we protectionisme vooral met landen buiten de EU. Maar nu nemen ook steeds meer landen binnen die unie hun toevlucht tot handelsbelemmeringen om hun bedrijven van de concurrentie af te schermen. Volgens mij ondermijnt die ontwikkeling de grondvesten van de EU en is de prijs ervan zeer hoog. Ten eerste betaalt de consument meer dan nodig is. Ten tweede voelt de producent zich beschermd en is hij niet meer geneigd vooruit te kijken en mee te evolueren met nieuwe technieken. Daardoor dreigt zijn bedrijf uiteindelijk in problemen te komen en failliet te gaan.

Ik verwijs naar mijn eerdere mondelinge vraag van 7 maart 2013 over een ondertussen in vereffening zijnde bedrijf, namelijk Plastic Omnium Automotive dat mij nog steeds een wrange nasmaak laat. Plastic Omnium Automotive leverde namelijk bumperonderdelen aan, onder meer autofabrikant Vauxhall, een dochteronderneming van General Motors in het Verenigd Koninkrijk. Volgens de vakbonden heeft dat bedrijf van de Britse overheid subsidies gekregen voor de productie van de Astra in Groot-Brittannië op voorwaarde dat ook de onderdelen in dat land worden gefabriceerd. Dat zou dan een doorslaggevende reden zijn om de productie te verhuizen van België naar Groot-Brittannië. Ik verwijs naar uw antwoord waarvan ik graag een stand van zaken had ontvangen. Ik citeer even: "Ik (de minister dus) zal de aangekondigde sluiting van de bumperafdeling in Herentals van deze Franse onderneming met fabrieken wereldwijd verder laten onderzoeken. In de Europese Unie gelden er inderdaad regels voor interventies en subsidies door overheden, voor staatssteun en de voorwaarden waarop de Commissie deze kan toestaan. De subsidie die mevrouw Taelman aanhaalt en de precieze modaliteiten ervan zullen dan ook op hun wettelijkheid worden getoetst. Over verdere maatregelen kan ik meer duidelijkheid geven zodra ik alle elementen in mijn bezit heb en met mijn collega's overleg heb gepleegd. Meerdere stappen zijn mogelijk, zowel bij de Britse overheden - bilaterale contacten via diplomatieke posten of rechtstreeks, demarches, verbale nota en dergelijke meer - als bij de Europese Commissie van informele contacten tot klachtenprocedure. De gepaste stappen zullen zo snel mogelijk worden gedaan op basis van de resultaten van de analyse en in samenspraak met de bevoegde federale en gewestelijke collega's.".

Ik had dan ook volgende vragen voor de minister:

1) Kan u mij zeer gedetailleerd toelichten welke stappen u concreet bij welke instantie hebt ondernomen om te toetsen in hoeverre deze sluiting spoort met de wettelijkheid en dit zowel intern als bij de Europese Unie wat betreft de voorwaarden om staatssteun toe te kennen? Welke instantie heeft wat onderzocht of is nog aan het onderzoeken en welke antwoorden heeft u reed ontvangen?

1.1) Was er sprake van onterechte staatssteun vanuit de UK en zo ja, wat gaat u nu concreet doen om dergelijke gevallen van onrechtmatige staartsteun naar de toekomst toe te voorkomen? Kan u zeer gedetailleerd uw antwoord toelichten gelet op de vele getroffen gezinnen en werknemers?

1.2) Heeft u bilaterale contacten gehad en heeft u de informatie afgetoetst? Kan u toelichten?

2) Kan u aangeven welke de "gepaste stappen" u "zo snel mogelijk" zal nemen op basis van de resultaten?

Antwoord ontvangen op 4 februari 2014 :

In antwoord op uw vraag wens ik in het algemeen volgende elementen in herinnering te brengen betreffende de mededingingswetgeving waarbij de Europese Commissie waakt over verenigbaarheid van o.m. staatssteun.

1. de doelstellingen van betrokken Europese unie (EU)-regelgeving zijn: (i) verzekeren dat ingrepen door Lidstaten geen aantasting vormen van de mededinging en handel binnen de EU; (ii) een “level playing field” voorzien voor ondernemingen en handelsactiviteiten binnen de Europese interne markt; (iii) vermijden dat Lidstaten elkaar onterecht investeringen willen afnemen.

Om deze doelstellingen te bereiken voorziet Art. 170 (1) van het Verdrag over de Werking van de Europese Unie dat staatssteun verboden is indien het concurrentie verstoort of dreigt te verstoren. Dit verbod is evenwel niet absoluut, noch onvoorwaardelijk. Volgens EU-wetgeving kan staatsinterventie toegestaan zijn indien zulks noodzakelijk is voor goed functionerende en billijke economie. Daartoe voorzien aldus Art 170(2) (steun van sociale aard in uitzonderlijke omstandigheden) en Art. 170(3) dat i.c. aan de COM toestaat om onder bepaalde omstandigheden staatssteun (dit wil zeggen: in beginsel ongeoorloofde staatsteun volgens het Verdrag, en dus niet staatsingrepen die niet als staatssteun worden aanzien) toch compatibel te achten met de Interne Markt. Deze uitzonderingen betreffen meer bepaald hulp ter bevordering van bepaalde economische activiteiten in economisch zwaar achtergestelde gebieden, of in bepaalde gebieden dan wel domeinen op voorwaarde dat het algemeen belang er niet door geschaad wordt. De economische crisis heeft het uitzonderingsdomein verder opengetrokken.

2. De appreciatiebevoegdheid van deze uitzonderingen ligt geheel bij de Europese Commissie, die daartoe sterke onderzoeksbevoegdheden heeft –en deze ook strak uitoefent. Zij is het die beslist of staatsinterventies als compatibel met de Interne Markt dan wel als ongeoorloofde staatssteun moeten worden beschouwd. Om te verzekeren dat de Commissie die controlebevoegdheid op volle kracht kan uitoefenen, komt het in de eerste plaats toe aan de betrokken Lidstaat om de Commissie op voorhand van die staatssteun in te lichten. Uitzonderingen hierop zijn de domeinen die vallen onder de “Algemene Blokexemptie-Verordening” of andere groepsexempties: die ingrepen dienen niet op voorhand genotifieerd te worden. De Europese Commissie behoudt evenwel de mogelijkheid om ex officio onderzoek te voeren naar de geoorloofdheid van staatsingrepen.

Wat de auto-industrie betreft werd hiertoe eveneens een eerdere specifieke groepsvrijstelling voorzien; het hernieuwd systeem voorziet na 2013 niet meer in een sectorevrijstelling, maar toepassing van de algemene groepsvrijstelling behalve voor wat betreft de “after market”-activiteiten.

3. Na overleg met de bevoegde collega’s, deelstaten (in eerste instantie bevoegd voor sectoraal industriebeleid) en federaal, kan ik u melden dat de aard en modaliteiten van de interventie nog niet geheel zijn uitgeklaard. De Europese Commissie werd immers niet op voorhand op de hoogte gesteld van steun in de vorm van subsidie, al dan niet onder voorwaarden, die het UK aan Vauxhall zou hebben gegeven. Bijgevolg heeft zij geen a priori standpunt ingenomen over de al dan niet verenigbaarheid met de vigerende staatssteunregels. Volledige duidelijkheid is noodzakelijk om al dan niet te kunnen spreken van ongeoorloofde steun en van eventuele verdere stappen. De appreciatiebevoegdheid omtrent al dan niet conformiteit ligt volgens het Verdrag bij de Europese Commissie.

4. Om aan deze onduidelijkheid rond subsidie en voorwaarden een eind te stellen heeft de Europese Commissie meer informatie opgevraagd aan de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk. Op basis daarvan zal zij, zoals haar verdragsrechtelijk is toegekend, hieraan desgevallend de nodige maatregelen koppelen. Wij wachten nu de resultaten van het Commissie-onderzoek af.