Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6169

van Nele Jansegers (Vlaams Belang) d.d. 7 december 2009

aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen

Huwelijksmigratie - Minimumleeftijd - Herziening van bilaterale akkoorden

huwelijk
gemengd huwelijk
migratiebeleid
bilaterale overeenkomst
familiemigratie

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
9/3/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-5048

Vraag nr. 4-6169 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In een artikel in De Standaard van 24 november 2009 hield de Vlaamse minister van Inburgering, de heer Bourgeois, een pleidooi om de minimumleeftijd voor huwelijksmigratie bij burgers van buiten de Europese Unie op te trekken tot 21 jaar. Volgens de minister is dat voor een aantal Staten van waaruit veel huwelijksmigratie naar ons land trekt momenteel echter niet mogelijk omdat er in de jaren zestig bilaterale akkoorden werden gesloten met de landen die hiervoor in de weg zouden staan. Ik veronderstel dat de Vlaamse minister hiermee refereert aan de wet van 13 december 1976 houdende goedkeuring van de bilaterale akkoorden betreffende de tewerkstelling in België van buitenlandse werknemers, dat onder meer uitwerking gaf aan overeenkomsten of akkoorden met landen als Marokko, Turkije, Tunesië en Algerije.

Nog steeds volgens de minister zou de toenmalige federale minister van Asiel en Migratie op 4 juni 2008 haar collega van Buitenlandse Zaken een brief hebben geschreven, met het verzoek onderhandelingen aan te knopen met het oog op de herziening van die akkoorden op dat vlak. Die laatste zou dat echter niet opportuun hebben gevonden.

Tenslotte kondigt minister Bourgeois aan dat hij dit punt zal agenderen op de Interministeriële Conferentie.

1. Klopt het dat die bilaterale akkoorden in de weg staan om de minimumleeftijd voor huwelijksmigratie uit die landen op te trekken tot 21 jaar? Zo ja, welke concrete passages uit de akkoorden beletten dat?

2. Heeft de minister van Buitenlandse Zaken in juni 2008 effectief een brief gekregen van de minister van Asiel en Migratie en zo ja, wat was de inhoud van die brief?

3. Waarom vond de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken het niet opportuun een heronderhandeling van dit aspect uit betreffende akkoorden aan te vatten?

4. Hoe wordt gereageerd op het nieuwe initiatief van minister Bourgeois (agendering op de Interministeriële Conferentie)? Schaart u zich achter dit initiatief? Overweegt u vooralsnog initiatieven tot heronderhandeling te ondernemen?

Antwoord ontvangen op 9 maart 2010 :

1. Deze bilaterale akkoorden hebben inderdaad een impact op het migratiebeleid.

Aanvankelijk was hun belang slechts erg relatief. Dit omdat de Vreemdelingenwet van 15 december 1980 op vrij liberale wijze het recht op gezinshereniging regelde. Dit recht op gezinshereniging werd echter steeds beperkter door de wet van 28 juni 1984, door de wet van 6 augustus 1993 en door de wet van 15 september 2006. Vastgesteld moet worden dat onderdanen van de betrokken derde landen buiten deze striktere voorwaarden vallen en zich kunnen beroepen op de meer voordelige bepalingen rond gezinshereniging in de bilaterale tewerkstellingsakkoorden.

Concreet kunnen de verschillen wat betreft de minimumleeftijd voor gezinshereniging als volgt worden samengevat:

- op basis van artikel 10 §1, 4° Vreemdelingenwet:

Er geldt een minimum leeftijdsvereiste voor beide echtgenoten/partners. In principe dienen zij ouder te zijn dan 21 jaar

Een uitzondering geldt indien het huwelijk/partnerschap reeds bestond vóór de gezinshereniger naar België kwam of indien een samenwoonst bewezen wordt gedurende 1 jaar vóór de gezinshereniger naar België kwam. In deze gevallen is de minimumleeftijd 18 jaar.

- op basis van de bilaterale tewerkstellingsakkoorden

Deze akkoorden voorzien dat de minimale leeftijdsvereiste voor echtgenoten de huwbare leeftijd is in het land van herkomst

2. In haar brief van 4 juni 2008 schetste minister Turtelboom de context van de bilaterale akkoorden en hun impact op het migratiebeleid. Daarbij werd aan de minister van Buitenlandse zaken de vraag gesteld naar de mogelijkheid om deze akkoorden te herzien of op te zeggen.

3. In zijn antwoord maakte de minister van Buitenlandse zaken enkele randbemerkingen bij dergelijke opzegging of heronderhandeling. Hij wees onder meer op de langere termijn die noodzakelijk zou zijn om de akkoorden opnieuw te onderhandelen en op het feit dat de opzegging een gecoördineerde aanpak van de verschillende diensten zou vereisen. Daarbij verwees hij naar de wenselijke tussenkomst van de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse zaken, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, en mogelijk ook de Gewesten. Tenslotte maakte hij minister Turtelboom attent op de politieke impact van dergelijke acties.

4. Wat uw vraag betreft over de acties van de minister van Buitenlandse zaken, verwijs ik u graag verder naar mijn collega.