Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-4912

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 6 november 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Eergerelateerd geweld - Nationaal Actieplan Partnergeweld - Concrete maatregelen

Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen
gebruiken en tradities
misdaad tegen de personen
geweld
huiselijk geweld
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

Chronologie

6/11/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/12/2009)
6/11/2009Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1115

Vraag nr. 4-4912 d.d. 6 november 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Naar aanleiding van een eremoord in de streek van Charleroi in oktober 2007 heeft het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat een uitgebreid advies met diverse aanbevelingen over eergelateerd geweld uitgebracht (stuk nr. 4-379 – 2007/2008).

Aangezien België inzake de aanpak van eergelateerd geweld nog niet ver staat en de oprichting van een cel Eergelateerd Geweld binnen de schoot van de dienst Agressie van de federale politie op termijn noodzakelijk is, werd het opzetten van pilootprojecten naar analogie van de pilootprojecten inzake intrafamiliaal geweld én in samenwerking met de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, de politiediensten en het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen aanbevolen.

Op 11 juli 2008 (schriftelijke vraag nr. 4-1219) en 12 januari 2009 (schriftelijke vraag nr. 4-2541) informeerde ik naar de beleidsintenties van de toenmalige minister van Justitie.

De toenmalige minister van Justitie beloofde naar analogie van Nederland pilootprojecten op te zetten, wat inmiddels gebeurde. Zo werd in april 2008 het eerste pilootproject opgestart te Mechelen en in maart 2009 te Verviers.

Op 17 september 2009 zou de stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de FOD Justitie, de FOD Binnenlandse Zaken, de dienst Strafrechtelijk Beleid, het College van procureurs-generaal, het Instituut voor gelijke kansen, de federale politie en de vertegenwoordigers van de twee projecten voor de eerste maal samen komen.

In de Algemene beleidsnota van 15 april 2008 stelt de geachte minister voor, in het kader van de strijd tegen geweld binnen het huwelijk en tegen vrouwen, een interministeriële conferentie op te starten met bijzondere aandacht voor onder andere eremisdaden.

De Algemene beleidnota van 4 november 2008 stipuleert dat het Nationaal Actieplan Partnergeweld (NAP) opnieuw zal worden gelanceerd, met bijzondere aandacht voor de strijd tegen eremisdaden, waarbij de volgende aspecten worden vooropgesteld:

- de uitbreiding van de proefprojecten zowel voor de aanpak van de daders als voor de opvang en de ondersteuning van de slachtoffers van partnergeweld, over het gehele territorium;

- de institutionalisering betreffende partnergeweld;

- de ontwikkeling van referentietools;

- sensibiliseren en informatieverstrekking aan de bevolking.

De Parlementaire Assemblée van de Raad van Europa heeft zich in het voorjaar 2009 ook gebogen over het thema van eergerelateerd geweld. In resolutie nr. 1681 en aanbeveling nr. 1881, bevestigden zij dat elke vorm van geweld tegen vrouwen en meisjes gepleegd uit hoofde van traditionele erecodes moet worden beschouwd als een zogenaamd “eremisdrijf“ dat een ernstige schending betekent van de basisrechten van de mens. De Assemblee heeft de voorbije twintig jaar een verhoging van het aantal gevallen van eremisdrijven in Europa vastgesteld. Zij vraagt dan ook aan alle Lidstaten van de Raad van Europa een nationaal actieplan uit te werken ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, met inbegrip van huiselijk geweld gepleegd uit hoofde van zogenaamde “eer“.

Graag zou ik van de geachte minister vernemen:

1.Wat is het resultaat van de rondetafelconferenties?

2.Welke concrete maatregelen meent de geachte minister op te nemen in het NAP?

3.Hoe denkt zij de aanbevelingen van de Parlementaire Assemblée van de Raad van Europa op te volgen en te realiseren?

Antwoord ontvangen op 6 november 2009 :

Het regeerakkoord van 21 december 2007 stelt dat « de regering zal, in overleg met de gewesten en gemeenschappen, het nationaal actieplan tegen geweld onder partners actualiseren. Dit actieplan zal bovendien worden uitgebreid naar alle vormen van geweld op vrouwen (gedwongen huwelijken, eremisdrijven, genitale verminking).

Het nationaal actieplan tegen geweld onder partners komt voor bij de thema’s die ontwikkeld werden in het kader van de Internministeriële Conferentie “Maatschappelijke Integratie”. In dit kader werd een derde nationaal actieplan voor de strijd tegen geweld tussen partners 2008 – 2009 (NAP) aangenomen tijdens de interministeriële conferentie van 15 december 2008 en dit als gevolg van een overleg tussen de betrokken federale, gewestelijke en gemeenschapsministers.

Als gevolg van deze interministeriële conferentie werd er beslist om een werkgroep op te richten met de bedoeling om het toepassingsveld van dit NAP uit te breiden met nieuwe vormen van geweld, waaronder het geweld gelieerd aan de eer. Deze werkgroep vergaderde regelmatig samen met het Instituut voor de Gelijkheid van vrouwen en mannen, teneinde de meest adequate manier te analyseren om deze nieuwe thema’s te integreren in een nieuw NAP.

De resultaten van deze vergaderingen worden momenteel gebruikt in het kader van de besprekingen rond de goedkeuring van een nieuw nationaal actieplan die de strijd tegen partnergeweld, gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld en genitale verminkingen omvat.

Eergerelateerd geweld vormt een zware schending van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, gebaseerd op onrechtvaardige tradities en culturen. Het is mijn bedoeling ervoor te zorgen dat alle vrouwen kunnen genieten van rechten en beginselen die gelijkheid, veiligheid, vrijheid, integriteit en waardigheid van alle mensen bekrachtigen.

Als het cultureel relativisme bestreden moet worden, moet erop worden toegezien niet te stigmatiseren. Dit kan leiden tot discriminatie van een godsdienst of cultuur. De Raad van Europa geeft aan dat: “de zogenoemde eerwraak een oud gebruik is dat eerder wordt bekrachtigd door de cultuur dan door de godsdienst, geworteld in een complexe code die de man toelaat een vrouw uit zijn familie of zijn partner te doden of te misbruiken voor echt of verondersteld “immoreel gedrag”.” De bestrijding van eergerelateerd geweld vereist een voorzichtige aanpak omdat de kans op repercussies alsook racistische reacties en de culturele stereotypes die ermee gepaard gaan, bestaat.

Ik blijf vastbesloten de meest fundamentele rechten te beschermen, namelijk het recht op leven en het recht niet onderworpen te moeten worden aan foltering of mishandeling. Ik ben van plan om, samen met mijn collega’s-ministers van de federale, de gewestelijke en de gemeenschapsoverheden, een operationeel plan uit te werken ter bestrijding van eergerelateerd geweld.

Ik wil nog graag een extra punt aansnijden. Het is namelijk nodig de kennis en het begrip voor deze problematiek beter te ontwikkelen.

De eerste fase van een toekomstige strategie voor de bestrijding van eergerelateerd geweld, gebeurt volgens mij door een gedetailleerd overzicht te hebben van de reikwijdte van de problematiek en de kwesties die er betrekking op hebben.

Maar als we een aangepast beleid willen inrichten, moeten we ons ook laten leiden door strategieën en goede praktijken die in het buitenland van toepassing zijn. De communicatie en het overleg met de betrokken sectoren moeten ook beter.

Het is immers van essentieel belang een aanpak uit te werken in overleg met de federale overheid, de Gemeenschappen en Gewesten om eergerelateerd geweld te voorkomen, te omkaderen en de wereld uit te helpen.

Het Instituut gaat in dat kader een voorbereidend onderzoek financieren naar eerwraak en gedwongen huwelijken.

Wat ten slotte de opvolging en de verwezenlijkingen betreft die in het kader van de aanbevelingen van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa moeten worden uitgevoerd, blijf ik, als minister van Gelijke Kansen, volledig bereid samen te werken om deze aanbevelingen in het leven te roepen, samen met mijn collega’s-ministers van de federale, de gewestelijke en de gemeenschapsoverheden. Dit om de aanzet te geven na te denken hoe deze problematiek moet worden aangepakt en de mogelijke synergieën tussen de verschillende betrokken gezagsniveaus te bepalen.