Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-467

van Anne-Marie Lizin (PS) d.d. 12 maart 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Zogenaamde "soevereine" staatsfondsen - Gedragscode - Voorstel van de Europese Commissie - Rol van België

financieel instrument
kapitaalmarkt
geldmarkt
kapitaalbelegging
investering
beleggingsmaatschappij
Europese Unie
staatsinvesteringsfonds

Chronologie

12/3/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/4/2008)
17/3/2008Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-150

Vraag nr. 4-467 d.d. 12 maart 2008 : (Vraag gesteld in het Frans)

Immense financiële reserves die voortkomen van de overschotten van de olieproducerende landen of van het overschot van de Aziatische spaartegoeden, stijven de investeringsvehikels die door de regeringen van die landen zijn opgericht. Het fortuin van de ongeveer twintig geïnventariseerde soevereine fondsen van de wereld, van Abu Dhabi tot Oslo, via Moskou of Peking, bedraagt 2.500 miljard dollar.

Ze stellen zich vaak eerder discreet op, namelijk als passieve investeerders, en werken compleet in het duister.

De Europese Commissie moet binnenkort voorstellen op tafel leggen voor die soevereine fondsen. Veel landen maken zich immers zorgen omdat die fondsen almaar machtiger worden. De commissaris van Handel van de Europese Unie, Peter Mandelson, stelt voor om de fondsen transparanter te maken en beter te beheersen door de invoering van een gedragscode die moet worden nageleefd.

Welke rol zal België spelen in de totstandkoming van de gedragscode die commissaris Mandelson voorgesteld heeft om de soevereine fondsen transparanter te maken?

Antwoord ontvangen op 17 maart 2008 :

Ik heb de eer het geachte lid het volgende ter kennis te brengen :

Soevereine fondsen bestaan al meer dan dertig jaar. Pas sinds de jaren 2000 zijn het aantal dergelijke fondsen en de betrokken bedragen fors toegenomen. Daarop hebben steeds meer regeringen hun ongerustheid over deze fondsen geuit en ze beschouwd als een bedreiging voor de financiële stabiliteit en bepaalde nationale belangen. Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat deze fondsen een positieve invloed op de economische groei van een aantal landen hebben gehad doordat werd geïnvesteerd in sectoren die financiële middelen misten. Bepaalde deskundigen beschouwen ze zelfs als een van de oplossingen voor de crisis rond de subprimes.

In oktober 2007 hebben de ministers van financiën van de G7 het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) verzocht zich over de soevereine fondsen te beraadslagen. Het IMF werkt momenteel een gedragscode voor de soevereine fondsen uit, in samenwerking met de houders ervan. De OESO tracht dan weer de beste praktijken voor de landen van bestemming te bepalen. De afronding van deze werkzaamheden door het IMF en de OESO wordt niet vóór oktober 2008 verwacht.

Op Europees niveau werd het debat over de soevereine fondsen onlangs geopend in een globaler kader van turbulenties op de financiële markten. Op 27 februari 2008 keurde de Europese Commissie een mededeling betreffende de soevereine fondsen (COM(2008)115) goed en er is een gedachtewisseling voorzien tijdens de Ecofin-Raad van 4 maart 2008. De Europese Raad zal hierover op 13 en 14 maart 2008 debatteren en concrete voorstellen uitbrengen. De gemeenschappelijke strategie die uit deze besprekingen zal voortvloeien, wordt de bijdrage van de Europese Unie tot de werkzaamheden die op internationaal vlak worden verricht.

In dit kader van Europees en internationaal beraad zal België actief deelnemen aan de besprekingen en erop toezien dat de Europese Unie tot een gemeenschappelijk standpunt komt en zich voorziet van adequate middelen die tegelijkertijd voldoen aan de diverse situaties die zich momenteel in de Lidstaten voordoen, aan de complexe structuur en herkomst van de soevereine fondsen en aan de doelstellingen die de initiatiefnemers nastreven.

De behandeling van de directe investeringen is immers niet overal identiek in de Unie. Sommige Lidstaten hebben in hun nationale wetgeving de verwijzing naar een « vrijwaringsclausule » behouden, zodat ze de aandeelhouders kunnen analyseren alvorens de investeringsvergunning te verlenen wanneer het gaat om gevoelige sectoren zoals landsverdediging of die de openbare orde, de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen schaden, wat trouwens is toegestaan bij het Verdrag dat in een bescherming van de cruciale belangen voorziet.

Het dient opgemerkt dat de benaming « soevereine fondsen » generiek is, maar zeer diverse realiteiten beslaat. Een aantal van deze fondsen, zoals die van Noorwegen, werken in alle transparantie, terwijl andere onbekende doelstellingen en regels voor het intern bestuur, een ondoorzichtig aandeelhouderschap en fondsen van duistere herkomst hebben, wat vragen doet rijzen in termen van risicoanalyse en voorspelbaarheid van de financiële markten. Komen tot gemeenschappelijke regels, inzake transparantie van hun doelstellingen, hun intern bestuur, hun strategieën, hun aandeelhouderschap en de herkomst van de fondsen, moet het doel zijn van de oefening die nu op Europees en internationaal niveau wordt verricht.

Er moet eensgezindheid komen over het feit dat het principe van het vrije verkeer van kapitaal moet gehandhaafd blijven en dat misbruik van marktbelemmerende beperkende clausules moet worden vermeden. Voorts is het van cruciaal belang te reageren op de ongerustheid over de doelstellingen die bepaalde van deze fondsen nastreven, duidelijkheid te scheppen over de aard van de soevereine fondsen en te analyseren welke impact deze fondsen op middellange en lange termijn hebben op het vlak van de risico's op Europees en internationaal niveau.

In dit stadium is het erg moeilijk te werken aan deze nog niet omschreven soevereine fondsen waarvan de investeringssectoren even gevarieerd zijn als de pensioenfondsen of even gevoelig als de energiesector, telecommunicatie, defensie, onderzoek en ontwikkeling, ...

In die context zal België zijn taak uiteraard ten volle op zich nemen om te komen tot een adequate gedragscode die gebaseerd is op transparantie, voorspelbaarheid en verantwoordelijkheid.