Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3836

van Dirk Claes (CD&V) d.d. 2 september 2009

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Brandweerkorpsen - Medische geschiktheid - Criteria - Verschillen

brandbestrijding
preventieadviseur
arbeidsgeneeskunde
arbeidsveiligheid
beroepskwalificatie

Chronologie

2/9/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 1/10/2009)
16/11/2009Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3835
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1041

Vraag nr. 4-3836 d.d. 2 september 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit diverse hoeken werd mij gesignaleerd dat de grote verschillen tussen de brandweerkorpsen op vlak van de gehanteerde criteria voor de medische geschiktheid van het brandweerpersoneel voor moeilijkheden zorgt. In ons land bestaan er namelijk geen eenduidige, wettelijke criteria op dat vlak. Ook de brandweerscholen hanteren diverse maatstaven.

In 2007 werkte de CoPrev, de overkoepeling van alle in België erkende externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, een voorstel uit met uniforme medische criteria voor het brandweerpersoneel. Deze tekst is op bepaalde plaatsen meteen volledig en strikt toegepast door sommige arbeidsgeneesheren. Dit leidt ertoe dat diverse korpsen plots te maken krijgen met een vermindering van het aantal personeelsleden (wegens het op non-actief plaatsen van brandweerlui) en stijgende kosten voor nieuwe medische onderzoeken. Op andere plaatsen worden de aanbevelingen echter helemaal niet toegepast.

De Brandweervereniging Vlaanderen, stelt voor om de nieuwe normen overal geleidelijk te gaan toepassen zodat de situatie op alle plaatsen gelijklopend zal zijn. Dit dossier heeft natuurlijk ook een invloed op de financiën van de lokale besturen daar zij zullen worden geconfronteerd met de mogelijke meerkost van de implementatie van de nieuwe normen.

Momenteel vinden er hierover gesprekken plaats met de CoPrev, die het nieuwe dossier - in het kader van de brandweerhervorming - zou hebben overgemaakt aan de federale regering. Een mogelijkheid zou zijn om dit te integreren in het nieuwe brandweerstatuut.

Graag had ik van de geachte minister antwoord gekregen op onderstaande vragen:

- Is ze op de hoogte van de problematiek betreffende de ongelijke toepassing van de medische geschiktheidscriteria?

- Heeft ze het dossier van de CoPrev met betrekking tot bovenstaande thematiek ontvangen?

- Welke houding neemt ze aan tegenover het initiatief van de BVV en de CoPrev inzake de nieuwe aanbevelingen?

- Is ze van plan om dit in het nieuwe statuut te implementeren?

- Is ze zich bewust van het feit dat de nieuwe criteria een meerkost voor de lokale besturen zouden kunnen teweeg brengen?

- Wanneer zou ze de nieuwe criteria voor de medische geschiktheid van brandweerlui definitief geïmplementeerd zien worden?

Antwoord ontvangen op 16 november 2009 :

Het geachte lid kan hieronder het antwoord vinden op zijn vraag:

De diversiteit aan gehanteerde criteria voor de keuring van de medische geschiktheid bij de brandweer vloeit voort uit de huidige organisatie van de brandweer waarbij de gemeentelijke autonomie een belangrijke plaats inneemt.

Ik heb het dossier CoPrev in verband met het medisch toezicht en de medische geschiktheidscriteria voor brandweermannen inderdaad mogen ontvangen.

Naar aanleiding hiervan heeft recent een overleg plaatsgevonden tussen de Federale Overheidsdienst (FOD) WASO en mijn administratie. De betreffende materie ressorteert immers onder de bevoegdheden van de FOD WASO. Uit het overleg bleek enerzijds dat de norm COPREV niet in vraag wordt getrokken, maar kwam anderzijds ook duidelijk naar voren dat de norm COPREV fungeert als een “gids van goede praktijken”. De norm COPREV moet met andere woorden als een aanbeveling aan de arbeidsgeneesheer beschouwd worden, waarbij het aan de arts is de toepassingsmodaliteiten te bepalen.

De vertegenwoordigers van de FOD WASO delen het standpunt dat de arbeidsgeneesheer eveneens autonoom beslist over de toepassing in de tijd van de norm COPREV. Dit wil zeggen dat de arbeidsgeneesheer nagaat of er ruimte is voor overgangsmaatregelen, in welke gevallen en voor hoe lang. Hij doet dit onder meer aan de hand van zijn ervaring en expertise in dit domein.

Het is bijgevolg niet aan de orde om ter attentie van de arbeidsgeneesheren deze gids van goede praktijken in een reglementaire tekst te gaan implementeren.