Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-304

van Philippe Mahoux (PS) d.d. 4 februari 2008

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Vrouwelijke genitale verminkingen - Strijd - Belgische partnerlanden directe bilaterale samenwerking - Specifiek actieprogramma

seksuele verminking
Wereldgezondheidsorganisatie
bilaterale betrekking
bilaterale hulp
gedragscode
Afrika
seksueel geweld

Chronologie

4/2/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 6/3/2008)
6/3/2008Antwoord

Vraag nr. 4-304 d.d. 4 februari 2008 : (Vraag gesteld in het Frans)

Wereldwijd zijn 135 miljoen vrouwen en kleine meisjes het slachtoffer van genitale verminking. Jaarlijks worden 3 miljoen nieuwe gevallen van besnijdenis bij vrouwen geteld.

De Wereldgezondheidsdienst beschouwt elke ingreep, met inbegrip van de gedeeltelijke of volledige verwijdering van externe geslachtsorganen bij de vrouw of de verminking van vrouwelijke geslachtsorganen, uitgevoerd uit culturele of religieuze overwegingen of om andere niet-medische redenen, als vrouwelijke genitale verminkingen (FGM).

Die praktijken worden vooral toegepast op het Afrikaanse continent, in achtentwintig landen waaronder Egypte, Soedan, Ethiopië, Mali en Burkina Faso. Ze worden ook toegepast door enkele etnische groepen op het Arabisch Schiereiland (Jemen, Oman, Jordanië) en in Azië (Indonesië, Maleisië, India).

De vrouwelijke genitale verminkingen zijn een flagrante schending van de fundamentele rechten van elke vrouw op leven, veiligheid, vrijheid en fysieke, psychologische en psychische integriteit, die bekrachtigd zijn in een groot aantal internationale instrumenten, onder meer het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Gelet op het dringende karakter en de ernst van de situatie en op het feit dat dit humanitaire probleem te maken heeft met drie belangrijke millenniumdoelstellingen (MDG) – namelijk de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, het tegengaan van de moedersterfte en het uitbannen van hiv/aids – zijn wij van oordeel dat de strijd tegen FGM versterkt en gesystematiseerd moet worden om haar een grotere globale en transversale draagwijdte te geven.

Tussen de achttien partnerlanden van de directe bilaterale samenwerking bevinden zich Afrikaanse landen (zie artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 januari 2004, Belgisch Staatsblad van 19 mei 2004) waar vrouwelijke genitale verminkingen worden uitgevoerd, zoals Mali (het betreft hier 92% van de vrouwen tussen 15 en 49 jaar), Senegal (28%), Benin (17%), Tanzania (18%) en Niger (5%).

Bestaat er een specifiek actieplan ter bestrijding van FGM voor de landen waar België actief is in het kader van de directe bilaterale samenwerking?

Zo neen, moet er niet dringend een dergelijk actieplan in opgenomen worden?

Antwoord ontvangen op 6 maart 2008 :

Onder de achttien partnerlanden van de directe bilaterale samenwerking zijn er bepaalde Afrikaanse landen waar de vrouwelijke genitale verminking (VGV) voorkomt. Het betreft Mali (92 % van de vrouwen tussen 15 en 49 jaar), Senegal (28 %), Benin (17 %), Tanzanië (18 %) en Niger (5 %).

Momenteel financiert België in het kader van de directe bilaterale samenwerking geen specifieke actie voor de bestrijding van de VGV. Er wordt wel steun verleend voor de omscholing van voormalige besnijdsters. Dit maakt deel uit van het programma voor microprojecten (MIP) in Niger. De problematiek is wel ondergebracht bij de genderthema's waar de Belgische Technische Cooperatie (BTC) rekening mee moet houden bij de opmaak en uitvoering van de samenwerkingsprogramma's en -projecten die in het kader van de bovengenoemde samenwerking worden gefinancierd.

Ik vind het zeker noodzakelijk om, wanneer mogelijk, een specifiek luik aan de ontwikkelingsprogramma's toe te voegen dat gericht is op de strijd tegen de VGV. De beleidsnota van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking inzake seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, die dateert van maart 2007 bepaalt : « België zal in het bijzonder in de beleidsdialoog met zijn Afrikaanse partnerlanden waar praktijken als genitale verminking nog op grote schaal gebeuren, wijzen op het naleven van het Protocol van Maputo dat ze hebben ondertekend en in de meeste gevallen ook hebben bekrachtigd en pleiten voor de omzetting ervan in nationale wetgeving. België zal de civiele samenleving en de lokale organisaties steunen die ervaring hebben met dit thema. Het zal ook steun verlenen voor de acties die worden ontwikkeld vanuit de gemeenschap en die gericht zijn op de afschaffing van vrouwelijke genitale verminking en op de dialoog met de traditionele autoriteiten. Tot slot zal zij nationale en regionale sensibiliseringscampagnes steunen die in dit verband streven naar een mentaliteitsverandering van de lokale gemeenschappen. »

Echter voor wat de directe bilaterale samenwerking betreft en naar aanleiding van de Verklaring van Parijs van 2005 en de Gedragscode van de Europese Unie (EU) van mei 2007, werkt België aan een grotere specialisering van haar steun. Bijgevolg zal er een focus komen op twee prioritaire interventiesectoren. De keuze van deze sectoren zal het resultaat zijn van een gemeenschappelijke reflectie tussen enerzijds de donoren onderling en anderzijds tussen de donoren en het partnerland. Dit alles met het oog op de harmonisering onder donoren en de afstemming op de nationale prioriteiten van het partnerland.

In deze context is het denkbaar dat in de toekomst gezondheid en seksuele en reproductieve rechten niet langer als zodanig terug te vinden is in een van de twee interventiesectoren in een partnerland. België zal er toch over waken dat de genderproblematiek in de sectoren wordt geïntegreerd en dat de VGV op de agenda blijft staan van de beleidsdialoog met de partnerlanden waar de VGV nog veelvuldig wordt toegepast. Ik kan u informeren dat deze richtlijnen nu gevolgd worden in het kader van de voorbereiding die bezig is voor de gemende commissies met Benin, Mali en Niger.

De vrouwen die deze praktijken ondergaan lopen heel wat gevaar (overlijden, handicap en blijvende fysieke gevolgen). Toch blijft dit gebruik stevig verankerd in de tradities van de volkeren in deze landen en blijft het er een moeilijk bespreekbaar onderwerp. Zo is in Mali de meerderheid van de bevolkingsgroepen die het gebruik kennen voorstander van een instandhouding ervan. In Benin is vrouwenbesnijdenis sinds 2003 officieel verboden. Alle wetgevende maatregelen ten spijt blijft dit gebruik vooral in het noorden voortbestaan. In Niger zijn er verschillen naar gelang de regio's en de bevolkingsgroep. Bij de Gourmantché-bevolkingsgroep treft het gebruik 65 % van de vrouwen, terwijl het percentage voor het hele land 2,2 % bedraagt (cf. Enquête démographique de santé nationale, 2006).

Voorts wijs ik erop dat België de strijd tegen de VGV steunt, niet alleen via de directe bilaterale samenwerking maar ook nog via andere samenwerkingskanalen :

— op het niveau van de multilaterale samenwerking, is er de zeer actieve inbreng van partnerorganisaties van de Belgische samenwerking zoals het UNFPA, UNICEF, UNIFEM en de WHO. Dankzij onze bijdrage (financiële en politieke ondersteuning, bijvoorbeeld in de raden van bestuur) aan deze organisaties, ondersteunen wij de internationale actie tegen de VGV;

— een aantal acties worden uitgevoerd via het MIP-programma (zie hierboven) en via de indirecte bilaterale actoren;

— het Belgisch Overlevingsfonds financiert in Senegal het UNICEF-programma (2004-2008) genaamd « Réduire la pauvreté pour accélerer la survie, le développement et la protection des enfants » dat gericht is op de regio's Tambacounda (departement Kédougou) (86 % VGV-praktijk) en Kolda (departement Velingara) (94 % VGV-praktijk) en waarvan één van de activiteiten de bestrijding van VGV tot doel heeft;

— sensibiliseringsactiviteiten in België : mijn departement heeft in 2007 in het tijdschrift Dimensie 3 verscheidene artikelen gewijd aan dit probleem en zijn steun verleend aan de organisatie van een aantal internationale congressen en conferenties (de meest recente was Euronet-FGM, International Conference on Collaborative Measures to Eliminate Female Genital Mutilation and other Harmful Traditional Practices, Brussel, 10 februari 2007), alsmede aan de productie van films over dit onderwerp (bijvoorbeeld « Les lames vicieuses » (Nexus Production), een film over de VGV in Burkina Faso die binnenkort uitkomt);

— tot slot is er nog de Commissie Vrouwen en Ontwikkeling, waarvan de werkgroep over seksuele en reproductieve gezondheid, met de steun van het departement, verschillende sensibiliseringsactiviteiten omtrent de VGV heeft gesteund (colloquia, seminaries), in samenwerking met de Groupement pour l'abolition des mutilations sexuelles féminines (GAMS)-België.