Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2141

van Marc Elsen (cdH) d.d. 16 december 2008

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Gereglementeerde beroepen - Toegang tot het beroep - Examens

toegang tot het beroepsleven
assistentschap
beroepskwalificatie
schoolexamen
controle van de kennis

Chronologie

16/12/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/1/2009)
19/12/2008Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-602

Vraag nr. 4-2141 d.d. 16 december 2008 : (Vraag gesteld in het Frans)

Het spreekt vanzelf dat men geen beroep mag uitoefenen zonder over de nodige bekwaamheden te beschikken. Slagen voor examens is dus een absolute vereiste om toegang te krijgen tot de gereglementeerde beroepen.

Ik heb echter vragen bij die examens. Nu is die toegang mogelijk na een opleiding gevolgd door een theoretisch en een praktisch examen of via de examencommissie.

De tweede mogelijkheid baart me zorgen. Het examen dat de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie organiseert, bestaat slechts uit een theoretisch examen. In de meeste gevallen is dat een schriftelijk examen dat soms met een mondeling examen wordt aangevuld, afhankelijk van de leraar en dus van de leerstof, maar er moet nooit een praktisch examen worden afgelegd. Die toestand bestaat sinds 2007, terwijl vóór die datum in de twee gevallen het diploma voor toegang tot het beroep slechts na een praktisch en een theoretisch examen werd toegekend.

Waarom moet men, als men zijn diploma via de examencommissie wil behalen, het even noodzakelijk praktisch examen niet meer afleggen als aanvulling op het theoretisch examen?

Denkt u niet dat dit examen onontbeerlijk is voor de evaluatie van de mogelijkheid om de vakbekwaamheden in de praktijk om te zetten? Hoe kan men er zeker van zijn dat een mecanicien bijvoorbeeld echt in staat is om remmen in de praktijk af te stellen als hij dat alleen schriftelijk heeft moeten bewijzen?

Ik kijk uit naar de resultaten van uw onderzoek ter zake.

Antwoord ontvangen op 19 december 2008 :

Het opzet van de bepalingen betreffende de toegang tot het beroep, vastgelegd in de programmawet van 10 februari 1998, is ervoor te zorgen dat de «starter» beschikt over enkele basiscompetenties die het hem mogelijk maken zijn activiteit als zelfstandige uit te oefenen en de consument op afdoende wijze te beschermen. De wetgever heeft de toegang niet willen voorbehouden voor handelaars of ambachtslui die hun vak (quasi) perfect beoefenen.

De centrale examencommissie werd opgericht in 1960 op het ogenblik dat het eerste beroep werd gereglementeerd. Op de tweeënveertig verschillende examencommissies die er zijn (situatie op 31 augustus 2007), maakt slechts een kleine minderheid gebruik van praktische proeven. Dit is het geval voor de volgende beroepen: slager-groothandelaar, heren- of dameskapper, schoonheidsspecialist(e) en fotograaf. Het overgrote deel van de examens, met name de examens voor beroepen in de sector van de bouw, de automechanica, de textielbewerking en andere sectoren, omvatte geen praktische proeven. Dit werd nooit in vraag gesteld.

Ik ben van mening dat een verschillende behandeling naargelang het beroep niet kan worden verdedigd, ondermeer omwille van grondwettelijke redenen. Een veralgemeende praktische proef voor alle zevenentwintig bestaande beroepscompetenties zou aanzienlijk meer inspanning vergen qua organisatie, menselijke en financiële middelen terwijl de doeltreffendheid en de meerwaarde hiervan, rekening houdend met de filosofie van de wet, niet is bewezen.