Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1991

van Bart Martens (sp.a+Vl.Pro) d.d. 17 november 2008

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking - Klimaatproblematiek

ontwikkelingshulp
opwarming van het klimaat
duurzame ontwikkeling
vermindering van gasemissie
broeikaseffect
broeikasgas
luchtverontreiniging
energiebeleid
Protocol van Kyoto

Chronologie

17/11/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 18/12/2008)
19/12/2008Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-503

Vraag nr. 4-1991 d.d. 17 november 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het klimaatthema staat hoog op de agenda. Ook in het kader van de ontwikkelingssamenwerking zal de nodige aandacht moeten besteed worden aan de klimaatbestrijding. De afgelopen maanden beloofde u dan ook om meer aandacht te geven aan het probleem van de klimaatverandering. Zo organiseerde u onder andere op 7 maart 2008 een conferentie in het Egmontpaleis met betrekking tot het thema klimaat en ontwikkelingssamenwerking. Op deze conferentie gaf Professor Jean-Pascal van Ypersele toelichting bij enkele voorstellen uit zijn rapport inzake klimaat en ontwikkelingssamenwerking. Zo stelt professor van Ypersele dat 71 % van al onze projecten in het Zuiden deel uit maken van sectoren die direct kwetsbaar zijn door klimaatveranderingen. Met andere woorden : als we het klimaatprobleem blijven negeren, dreigen uw inspanningen in het Zuiden grotendeels een achterhoedegevecht te worden. Verder stelt het rapport dat er zowel bij onze partners als op Belgisch niveau een gebrek aan capaciteit en personeel is en dat de communicatie en coherentie met andere beleidniveaus beter kan.

U realiseert een mooie verhoging van het budget naar 0,6 % van het bruto nationaal product (BNP) en kondigt aan dat we volgend jaar de lang beloofde 0,7 % zullen halen. Dat neemt echter niet weg dat de internationale afspraak om 0,7 % van het BNP aan ontwikkelingshulp te besteden, dateert van lang voor er sprake was van het gigantische klimaatprobleem.

Additionele gigantische problemen vereisen additionele gigantische middelen. Om u een idee van de grootte-orde te geven, citeer ik graag een paar cijfers. Het Centrum voor duurzame ontwikkeling (CDO) berekende de historisch opgebouwde koolstofschuld voor België en het aandeel daarvan dat we aan het Zuiden schuldig zijn. Zelfs aan een zeer lage marktprijs van 20 euro voor een ton CO2 komt dit neer op ongeveer 80 miljard euro. Als België het principe van de vervuiler betaalt echt wil naleven, iets wat ook Professor van Ypersele als "noodzakelijk" omschrijft, moet het deze koolstofschuld, die mee aan de basis van de huidige problemen ligt, geleidelijk afbetalen. Naast deze ethische kwestie zijn er ook de op Verenigde Naties niveau afgesproken verdeelsleutels van inspanningen. Tijdens de "Lente van het leefmilieu" werd een kleine berekening gedaan waaruit blijkt dat België per jaar 810 miljoen euro aan mitigatie en adaptatie samen zou moeten besteden, waarvan een groot deel van de private sector zou moeten komen. Een recente Eurobarometer toonde aan dat 62 % van de Europeanen vindt dat klimaatverandering de grootste uitdaging is waar de wereld voor staat.

Ik zou u dan ook graag het volgende willen vragen :

Bent u bereid bijkomende middelen vrij te maken, specifiek voor de aanpak van het klimaatprobleem ?

Hebt u op de "Climate Change and Finance meeting" van eind september 2008, net zoals bijvoorbeeld Frankrijk en zoals geadviseerd door Professor van Ypersele, geijverd om een deel van de opbrengst van de veiling van emissierechten, geld uit de privésector, te besteden aan mitigatie en adaptatie ?

Tijdens de persconferentie van het rapport van van Ypersele kondigde u aan om voor elk project een klimaatscan te doen. Is het de bedoeling projecten te schrappen als ze niet voldoen of meer te investeren als blijkt dat ze extra aanpassingsgeld nodig hebben ? Ziet u het nut van bijkomende nieuwe projecten specifiek rond klimaatverandering in ?

Bent u bereid om te voorzien in extra mankracht voor capaciteitsopbouw binnen directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) rond het klimaatthema om bijvoorbeeld deze scans en de klimaatonderhandelingen op te volgen ?

Denkt u ook zelf deel te nemen aan de komende Internationale klimaattop, de "Conference of Parties" in Poznan begin december 2008, zoals door Professor van Ypersele wordt aangeraden ?

Bent u van mening dat ons land er alles aan doet om economieën in het Zuiden te helpen bij hun omschakeling naar duurzame ontwikkeling ? Ziet u nog ruimte voor meer inspanningen op vlak van technologieoverdracht ?

Antwoord ontvangen op 19 december 2008 :

België onderschrijft het principe van de “gedeelde, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid” van de United Nations Framework Convention Climate Change (UNFCCC) en erkent de inspanningen die we moeten doen voor de bestrijding van klimaatverandering.

Duurzame ontwikkeling van de mens door middel van de strijd tegen armoede is het doel van onze samenwerking. Dit geldt ook voor het milieu en vooral de klimaatverandering. Concreet helpt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking haar partners al in de strijd tegen de klimaatverandering. Veel projecten van de bilaterale samenwerking zijn inderdaad gekoppeld, direct of indirect, aan de strijd tegen klimaatverandering. Klimaatverandering is een transversaal thema dat van invloed is op de andere vijf prioritaire thema's van de Belgische samenwerking op vlak van het milieu (duurzaam beheer van watervoorraden, strijd tegen de woestijnvorming en bodemaantasting, bescherming en duurzaam beheer van bossen, bescherming en duurzaam beheer van biodiversiteit, het verbeteren van het beheer van het milieu van stedelijke en peri-urbane gebieden, de bestrijding en vermindering van de effecten van klimaatverandering).

Projecten ter ondersteuning van een duurzaam beheer van water, de strijd tegen woestijnvorming en bodemaantasting, duurzame stedelijke ontwikkeling zouden kunnen helpen in de strijd tegen de gevolgen van klimaatverandering op mensen. In het kader van de bilaterale samenwerking bestaat het merendeel van de projecten uit institutionele steun en capaciteitsopbouw (bijvoorbeeld op het vlak van hernieuwbare energie).

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ondersteunt ook de vermindering van de CO2-uitstoot en de aanpassing aan klimaatverandering in ontwikkelingslanden via haar niet-gouvernementele programma’s (universiteiten, wetenschappelijke instellingen en niet-gouvernementele organisaties - NGO's), met name in de sector van hernieuwbare energie en kennisopbouw.

Op multilateraal niveau, draagt de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) bij in de begroting van verschillende instrumenten, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het Kyoto-protocol. DGOS financiert ook programma’s gericht op de strijd tegen de klimaatverandering in ontwikkelingslanden via het United Nations Environment Program (UNEP)

DGOS financiert of cofinanciert verschillende multilaterale acties op het vlak van bescherming en duurzaam beheer van de wouden in de Democratische Republiek Congo (DRC), welke een belangrijke rol spelen bij klimaatverandering.

En wat betreft de financiële engagementen, heeft België de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de Verklaring van Bonn al overschreden. Met een doelstelling van 12 miljoen amerikaanse dollar gaf België respectievelijk 20,14 miljoen amerikaanse dollar in 2005, 30,88 miljoen amerikaanse dollar in 2006 en 37,14 miljoen amerikaanse dollar in 2007.

De toekomstige financiële architectuur die men moet uitbouwen om de strijd aan te gaan met de klimaatverandering en met impact ervan zal een van de belangrijkste onderwerpen zijn van de internationale onderhandelingen voor het post-2012 kader. Deze financiële architectuur zal nieuwe bronnen van financiering moeten mobiliseren, alsook diverse bronnen: de publieke sector, maar ook de privésector (privé-investering moeten op termijn de belangrijkste bron van financiering zijn en een overheersende rol spelen voor de overdracht van technologieën), de koolstof-markt en innovatieve instrumenten. In dat kader zijn wij principieel bereid om meer middelen vrij te maken voor de financiering van klimaatgerichte projecten.

België bestudeert aandachtig de huidige financiële instrumenten (zoals bijvoorbeeld Global Environment Facility), om te zien in welke mate zij het proces van matiging en aanpassing in de ontwikkelingslanden kunnen ondersteunen. Als uit de besprekingen op verschillende niveaus zou blijken dat het wenselijk is om nieuwe financieringsmechanismen, -kanalen of -instrumenten op te richten, dan zal België daar voor openstaan, maar er zal rekening gehouden worden met hun toegevoegde waarde.

Deze financieringskwestie geeft dus niet alleen aanleiding tot een interne dialoog tussen de verschillende verantwoordelijke departementen, maar we moet ook tot een Europees standpunt komen met het oog op de onderhandelingen voor het post-2012 kader. Ik verwijs hier naar het mandaat dat de Europese Raad aan de Europese Commissie in juni 2008 heeft toevertrouwd, met name om een strategie hierover voor te leggen in het voorjaar van 2009.

Het Europees Parlement en de Europese Raad hebben net een akkoord bereikt over het pakket wetgevende maatregelen “klimaat-energie”, inclusief de verdeling van de inkomstenveiling. Het resultaat van dit compromis is dat de veilingkoers die moet worden bereikt in 2020 is vastgesteld op 70 %, en op 100 % in 2027, wetende dat het oorspronkelijke niveau in 2013 is vastgesteld op 20 %. Wat betreft het gebruik van de inkomsten uit veilingen, heeft de Europese Raad een politieke verklaring afgelegd die ons eraan herinnert dat de Lidstaten, in overeenstemming met hun grondwettelijke bepalingen en budgettaire verantwoordelijkheden, het gebruik bepalen van de opbrengst van de veiling van quota’s op grond van het systeem van emissiehandel in de Europese Unie. De raad neemt nota van hun bereidheid om ten minste de helft van dat bedrag te besteden aan acties ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, gericht op matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, aan maatregelen om ontbossing te voorkomen, de ontwikkeling van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en andere technologieën die kunnen helpen om de overgang naar een economie met een lage CO2-uitstoot te verzekeren, veilig en duurzaam, met inbegrip capaciteitsopbouw, overdracht van technologie, onderzoek en ontwikkeling. In het kader van een internationaal akkoord inzake klimaatverandering dat in 2009 in Kopenhagen zal worden aangenomen en voor degenen die willen, zal een deel van dat bedrag dienen om acties gericht op aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering in ontwikkelingslanden die dat akkoord ondertekenen, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen, te vergemakkelijken en te financieren.

Het resultaat van de “klimaattest” zal voor elk project een eigen analyse vragen en afhankelijk daarvan kunnen dan project per project de nodige beslissingen genomen worden.

In het licht van de Verklaring van Parijs over effectieve ontwikkelingshulp moet de vraag over het nut van bepaalde projecten niet alleen aan de donor gesteld worden. Volgens het principe van ownership moeten de ontwikkelingslanden zelf beslissen over hun ontwikkelingsbeleid. Landen in het Zuiden zien begrijpelijkerwijs niet altijd het nut in van acties rond klimaatverandering. Er is een taak weggelegd voor de verschillende actoren in de ontwikkelingssamenwerking om de partners in het Zuiden bewust te maken van de uitdagingen van de klimaatverandering.

Sinds 1 oktober 2008 heeft DGOS een nieuwe fulltime ambtenaar die voornamelijk werkt rond het thema klimaat binnen ontwikkelingssamenwerking.

De Belgische delegatie in Poznan zal geleid worden door de Milieuministers (federaal en Brussels-Hoofdstedelijk Gewest).

In het algemeen zijn de inspanningen van de Belgische samenwerking gericht op de ondersteuning van duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Zoals ik in mijn beleidsnota voor het jaar 2009 heb toegelicht, zal de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zich specifiek concentreren op de realisatie van de Milleniumdoelstellingen die betrekking hebben op de sector gezondheid, rechten van het kind, gelijkheid tussen man-vrouw alsook op de uitdaging die de klimaatverandering stelt om de doelstellingen te realiseren. De consolidatie van een ambitieus beleid voor landbouw en voedselzekerheid zal ook een belangrijke dimensie zijn in ons werk rond duurzame ontwikkeling

Op het gebied van technologie-overdracht, steunt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking reeds actief de inspanningen van de universiteiten ; de private sector zal niettemin ook een belangrijke rol spelen.